[29 oktober 1878
Brief van Multatuli aan A.H.E. Douwes Dekker]
29 oktober 1878
Brief van Multatuli aan zijn neef Auguste H.E. Douwes Dekker. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 beschreven. (M.M.)
(Kon. Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Leiden; fotokopie M.M.)
Wiesbaden 29 Oktob 78 beste Auguste! Dat je in zoo lang niet van my gehoord hebt ligt aan velerlei oorzaken, en hoofdzakelyk aan den tegenzin 'n kort briefje te schryven. Altyd stelde ik uit tot ik loisir hebben zou tot uitvoerigheid, en dat loisir komt nooit. Leven is tobben. -
Hoe 't me gaat? Nu, juist dàt is niet in weinig woorden te zeggen. 't Is mer à boireGa naar eind1. daarvan uitlegging te geven. Ik kryg veel bitters te slikken, maar hield me tochGa naar eind2. nog toe staande. Ziedaar alles wat ik - kort willende zyn - zeggen kan.
De reden dat ik je heden schryf is de meening dat inl. circulaire misschien voor U, voor broers, zusters of moeder, van eenig belang zou kunnen zyn. Ik ontving dat ding in aangeteekend couvert (dat ik hierby insluit) en opende het, zonder achtte slaan op den J. Maar nu komt me in den zin dat de aanhef:
‘De overlevingskas, waarin door U werd deelgenoomen...
op zekere rechten van je mama zou kunnen wyzen, waarvan ze verzuimd had gebruik te maken. Waarschynlyk is dit laatste niet, maar 't kòn zyn. -
Dat ik ten langen laatste tot het schryven van dit briefje gekomen ben, is 'n half wonder. Zoò'n vreeselyken tegenzin heb ik in schryvery. Maar ik moest om niet door myn verzuim oorzaak te zyn van mogelyke verwaarlozing uwer belangen. Het schryven aan die Vennootschap achtte ik niet geraden, daar juist zyGa naar eind3. misschien te zeer gediend is met de ignoratie van betrokkenGa naar eind4., dan dat ze meehelpen zou daaraan 'n eind te maken.
Wees met je vrouw hartelyk gegroet van je liefh.
Oom Ed