Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 309]
| |
Dorps-idylle.Mijn herinneringen aan Multatuli bepalen zich tot het volgende. 13 Maart 1878 hield M. een lezing over Wijsbegeerte in de zaal van Van der Wielen te Leeuwarden. Van deze lezing, die de bewonderde spreker ook elders hield, heeft de heer Bientjes in dien tijd een vrij volledig verslag gegeven in ‘De Levensbode’Ga naar eind1., en het zou hier de plaats niet zijn, over deze lezing uit te weiden. Multatuli sprak, wel met zachte stem, maar toch volkomen verstaanbaar voor het talrijk opgekomen publiek. Zijn wijze van spreken was buitengemeen bekoorlijk, door de eenvoudige natuurlijkheid, die hem onder het spreken nooit verliet. Geen spoor van rhetorisch galmen, van gekunstelde stemverheffing: het was of hij een vertrouwelijk gesprek voerde met een sympathetisch auditorium, dat trouwens uit de meest ontwikkelde burgers met hun dames bestond. Daar ik destijds op een dorp, 4 uren van Leeuwarden gelegen, woonde, moest ik met een vriend, 's nachts na afloop der lezing nog dien geheelen afstand per rijtuig afleggen. Toevallig was er den volgenden avond in mijn woonplaats een vergadering van dorps-notabelen, waar tijd genoeg werd gelaten voor onderlinge gesprekken. Ik zat te midden van een clubje jongeren, die mij verslag vraagden van het gehoorde, aan welk verzoek ik, zoo goed zoo kwaad, voldeed. De hoofdpunten van Multatuli's rede trachtte ik weer te geven en wel, zooals hij gedaan had, namelijk zonder rethorische versierselen, in ongekunstelde taal. Eerst luisterden alleen de jongere leden van het gezelschap; langzamerhand echter begon ik een weinig luider te spreken en - de geheele vergadering luisterde. Toen ik eindigde werd door allen geapplaudiseerd, en een der ouderen verklaarde, dat, als Multatuli zóó gesproken had, het hem ten zeerste speet, dat hij die lezing niet had bijgewoond. Anderen verklaarden hetzelfde. Ik maakte mijn hoorders echter opmerkzaam, dat wat ik van die rede vertellen kon, slechts een flauwe afschaduwing was van de woorden des grooten Meesters. Tot zoover reiken mijn herinneringen omtrent Multatuli. Te spreken van een kleine briefwisseling, die ik met hem had, acht ik niet hujus lociGa naar eind2. Amsterdam. P. Westra. |