Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli[3 februari 1878
| |
[p. 50] | |
bemoeien, dan word ik zoo wee dat er van de heele zaak niets komen zou. Maar, nog eens: het moet! Nu zyn de H.H. Le Gras, van Zuylen & Haspels zoo allerliefst hulpvaardig voor my, dat ik alles aan hen overlaat. Ik las gister als 'n nieuwtje in de Rotterdammer Ct, dat Multatuli den 11n spreken zou. Ik wist nog maar van Delft (den 6n). Ziedaar waarom ik zoo vry ben geweest, Uw telegram op1. den Heer J. Haspels te endosseeren. Wanneer ik te Leiden kom weet ik nog niet, maar ik zeide al tot uw broêr2. dat ik U zou gaan opzoeken, al hield ik geen lezing te Leiden. Dit spreekt vanzelf. Maar zeker zal ik er wèl lezen. Hoe lang ik dan daar blyf, en of ik zal kunnen gebruik maken van uw vriendelyke uitnoodiging om by U te komen eten, weet ik waarlyk niet. Ik hoop ja. (d.w.z. by U eten, al ware 't dan maar één keer). Maar ik zit in 'n wirrwarr van bereddering, niet zonder schade voor m'n arme zenuwen, en bovendien daar ik nu hier te Rotterdam m'n hoofdkwartier houden zal, moet ik (om de kosten!) my op andere plaatsen niet te lang ophouden. Hoe dit alles zy, weldra hoop ik U te zien, en tevens dat ge wèl zult wezen. Intusschen heel hartelyk gegroet van Uw vriend Douwes Dekker |