[18 augustus 1877
Roorda van Eysinga in de Sneeker Crt.]
18 augustus 1877
Artikel van S.E.W. Roorda van Eysinga naar aanleiding van de Bloemlezing in de Sneeker Courant, no. 66. (G.A. Sneek; fotokopie M.M.) Fragmenten.
Zie voor het voorafgaande stuk bij 25 juli en voor het vervolg bij 22 augustus.
Ik zal nog eenige onder de tot heden bekende invloeden nagaan, die, volgens de levensleer en de wetenschap der samenleving, den mensch en de maatschappij beheerschen. Men zal er uit zien, dat er eene buitengewone kracht van geest noodig is om aan de slechte invloeden wêerstand te bieden, want bijna ieder laat er zich door vermeesteren, zelfs de sterksten.
Maar die geestkracht wordt meestal zeer onbillijk gewaardeerd. Als iemand zich een oogenblik niet door hevige lichamelijke pijn laat overmannen, als een krijgsman, ten spijt van een verwonding, een wijle tijds blijft vechten of bevelen geven, heeft ieder bewondering voor hen over. Maar als een man, gelijk Multatuli, twintig jaren lang blijft kampen tegen leugens, bijgeloof, partijzucht, zelfzucht, verdorven instellingen, en daarvoor zelfs gebrek lijdt, wordt hij niet bewonderd, maar gesmaad, belasterd, vervolgd, of, op zijn zachtst, uitgekreten voor excentriek. Vooral door zijn standvastigheid in den strijd tegen de maatschappij is hij een voorbeeld voor onze jongelingen. Op twintigjarigen leeftijd edele, belanglooze, rechtvaardige beginselen te omhelzen, is vrij algemeen. Onder onze wetgevers zijn misschien velen te vinden, die vroeger luide hunne stem verhieven voor vrijheid, recht,