Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdOver vertaling van den ‘Max Havelaar.’In de met de laatste boot hier aangebragte Indische Letterbode, onder redactie van Dr Th.Ch.L. Wijnmalen lezen wij: Zooals wij in ons vorig nommer aangekondigd hebben, heeft er eene fransche vertaling van den Max Havelaar het licht gezien. Hoewel deze in alle opzichten zeer veel te wenschen overlaat, kunnen er toch geene in het oog vallende fouten in aangetoond worden en de vreemdeling, die deze vertaling leest, kan zich ten minste bij benadering een denkbeeld over Java en Javaansche | |
[pagina 666]
| |
toestanden vormen. Veel ongunstiger echter moet het oordeel over de duitsche vertaling van den heer Th. Strohmer te Berlijn luiden, die alles weergeeft behalve den Max Havelaar van Multatuli. De vertaler schijnt van de hollandsche taal zoo goed als niets te verstaan, anders zou hij ‘witte mieren’ niet met ‘Schweinsnieren,’ ‘neus snuiten’ niet met ‘neugierig sein’ en ‘dat bij ons de Heer gediend wordt’ met ‘dass der Herr bei uns speisen kann’ vertalen. Van zulke fouten krioelt het geheele gewrocht of laat mij liever zeggen, wangedrocht van den heer Strohmer. Wat hij niet verstond, liet hij eenvoudig weg, zoo b.v. het mooie verhaal van Saïdjah. Het is jammer, dat dit kunstwerk niet in betere handen gevallen is. Zooals het aan het duitsche publiek is aangeboden, is het letterlijk niet te genieten.
In ‘Der Malayische Archipel’ - duitsche vertaling door A. Meijer van het engelsche werk van A.R. Wallace - 1e deel, bladz. 138, komt het volgende voor: ‘Onlangs is er in Holland eene geschiedenis verteld en ook in het engelsch vertaald geworden onder den titel: “Max Havelaar of de kofijveilingen der nederlandsche handel-maatschappij,” en met onze gewone eenzijdigheid bij alles, wat het hollandsche koloniale stelsel betreft, werd dit werk in hoogen mate geroemd, zoowel om deszelfs eigene waarde als ook om deszelfs vermeende vernietigende blootlegging van de ongeregtigheden der hollandsche regering op Java. Maar tot mijne groote verbazing vond ik dat deze geschiedenis zeer vervelend, lang uitgesponnen en vol van afwijkingen is; dat haar eenig doel is aantetoonen, hoe de hollandsche residenten en assistent-residenten een oog toedrukken voor de knevelarijen van de inlandsche vorsten; en hoe in eenige districten de inlanders zonder betaling werken en zich hun eigendom zonder vergoeding laten wegnemen. Elke daadzaak van dezen aard is ruim opgehoogd door cursief en vette letters; maar daar alle namen gefingeerd zijn en noch datums, noch personen, noch bijzonderheden worden aangegeven, zoo is het onmogelijk ze te verifiëren of ze te beantwoorden. En zelfs wanneer de daadzaken niet overdreven waren, zoo zijn ze nog in de verte niet zoo zwaarwegend als diegene, welke tengevolge der onderdrukking door vrije indigo-planters en ten gevolge van de plagerijen der | |
[pagina 667]
| |
inlandsche belastingontvangers onder britsche regering in Indië aan den dag kwamen, daadzaken, met welke de engelsche dagbladlezer vóór eenige jaren zeer bekend raakte. Eene dergelijke verdrukking is evenwel in geen van die gevallen aan den bijzonderen regeringsvorm te wijten, maar zij is veeleer een gevolg van het gebrekkige der menschelijke natuur in het algemeen, en een gevolg van de onmogelijkheid om met éénen slag iedere spoor uittewisschen van het eeuwenoude despotismus op de eene, en de slaafsche gehoorzaamheid aan de hoofden op de andere zijde.’ Wij vinden door deze exerpten aanleiding als onze opinie te uiten dat wij nimmer in den Max Havelaar gevonden hebben een werk, dat vertaald moest en kon worden. Wij beamen dat zulk eene voddige duitsche vertaling als die van Th. Strohmer, den lezer geheel en al van de wijs brengt en heel iets anders zegt dan de meening was, nonsens uitkramende instede van de pittige gezegden van Multatuli weêrtegeven; dit is dan ook al te duidelijk. Maar wij zijn het niet eens met den Heer Wijnmalen dat het jammer is, dat dit kunstwerk niet in betere handen gevallen is. (Natuurlijk wordt hier bedoeld: ter vertaling in het duitsch.) Evenmin achten wij den Max Havelaar geschikt om den vreemdeling een denkbeeld, ook niet bij benadering, van Java en Javaansche toestanden te doen vormen. Uit het omtrent den ‘Max Havelaar’ door den schrijver Wallace gezegde, dat wij beschouwen als eene uit zijn oogpunt gezien, nog te gunstige en verschoonende beoordeeling van dat werk, moet men opmaken dat hij, Wallace, daarin zocht of vermeende te zullen vinden een geschiedkundig werk, een werk dat door deszelfs feiten een rigtsnoer of vraagbaak of kustlicht kon zijn voor een politicus, en hiertegen trekken wij te velde. Wil men Multatuli, als dichter beschouwen, goed! uitmuntend! zijne schoone elegie van Saïdja, zijn Golgotha, zijn episode aan boord van ‘la Sainte Vierge’ en veel meer pleiten ervoor, hem als een groot poëet te erkennen. Maar het is te dwaas om geschiedenis bij hem te zoeken. Hij, de criticus-ironist is als het ware het tegenovergestelde van Mr. Groen v. Prinst. Realiteit en Mult. kunnen niet op één dag uitgesproken worden en zijne voorstellingen van Javanen-verdrukking zijn en blijven ficties, we zouden bijna zeggen zinsverbijsteringen; wij hebben ook zijn' tijd op Java beleefd. | |
[pagina 668]
| |
Hoe het hier op Celebes was met de behandeling van den inlander kunnen wij niet beoordeelen; op Celebes, ook te Makassar bestond toen nog drukken en drukkenden slavenhandel: op Java niet. Wij zullen daar maar niet bij verwijlen. De ziekelijke Javanomanie heeft, zoo beschouwen wij het, kwaad genoeg te weeg gebragt en zijn van Hoevell, Lion, en anderen, die het goed meenden en met een goed hart het nederlandsch gezag in Indië ondermijnden, ter eeuwige ruste gegaan, Mr. des Amorie van der Hoeven is nog ten huidigen dage en ten dezen stonde druk bezig den nederlander hier te nullificeren. Toch vindt hij bijval en meêpraters en meêleggers! Maar men vindt meer kale hoofden, dan welsprekendheid, of maar goedbespraaktheid in de Kamers, en zoo wint hij het, totdat men de koorden van de beurzen zal moeten losmaken. Wij erkennen in Multatuli dus een dichter; maar altijd is zijn stijl door oorspronkelijkheid, die niet alleen nieuwe gedachten schept maar ook nieuwe woorden smeedt, onnavolgbaar, alzoo onvertaalbaar en dit te opineren is het doel van ons hetoog. Al zijne werken, van welke wij de ‘Max Havelaar’ bovenaan en als litterarisch voortbrengsel eenig in zijn soort stellen, zijn, eerstens omdat zij geene geschiedkundige waarde hebben en tweedens om derzelver stijl (en taal) die oorspronkelijk en nieuw is, ongeschikt ter vertaling. Om verkeerd zoekenden niet op een dwaalspoor te leiden en hen die zouden meenen wat geschiedenis optedoen, niet in de war te brengen, moet de ‘Max Havelaar’ niet vertaald worden. Om de onmogelijkheid van zonder wijdloopige, zinsontzenuwende, stijlkrachtverstoorende omschrijvingen, de begrippen door Mult. in een enkel woord t'saemgevat (laat ons van zijne eigenaardige spelling nu maar niet gewagen, al geldt ook die wel degelijk meê om hem te kennen) in eene andere taal ten volle terug te geven, kan de ‘Max Havelaar’ niet vertaald worden, en zou het in geenen deele jammer zijn als alle pogingen daartoe waren achterwege gelaten. Het is daarentegen juist jammer voor den roem van Mult. als belletrist dat men in eenige talen al aan 't overzetten is geweest. Die dat meenen of meenden te kunnen ondernemen, verstaan of | |
[pagina 669]
| |
verstonden, al dachten ze 't, waarschijnlijk Mult. 's hollandsch niet, want menige deftige hollander verstaat alleen hollandsch in balie-, kansel- en salonstijl en in Mult. 's werken komt nog heel wat ander hollandsch kijken, als alleen hoog-hollandsch; we zouden 't kunnen noemen koloniaal hollandsch, en even goed als wij durven beweeren dat in Indië over het algemeen betere boter gegeten wordt dan in Nederland, beweeren wij dat het hollandsch in Indië beter wordt gesproken en rijker is om zijn idëen te uiten, dan in Nederland. Men moge dit als paradoxen aanzien, maar het is onze overtuiging. De ‘Max Havelaar’ heeft geene internationale waarde, maar alleen in de hollandsche letterkunde eene nationale (en dan eene hooge) waarde. Bij onze beweering voegen wij ten slotte dat wij den dichter Multatuli nog verstand genoeg toekennen om honderdmalen, terwijl hij à tête reposéeGa naar eind1. en kalm was, bij zich zelven te hebben gedacht: 't kwam alleen in mijn opgewonden brein en door minachting en wrok geërgerd gemoed op, aan het slot van mijn ‘Max Havelaar’ te dreigen met eene vertaling in alle talen, want bij bedaard inzien moet ik bekennen dat alle vertalingen mijner geschriften misbaksels zullen zijn. v.d. D.B.Ga naar eind2. |