[7 maart 1877
Brief van G.L. Funke aan Multatuli]
7 maart 1877
Brief van G.L. Funke aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 beschreven. (M.M.)
Met gedrukt kopje Bureel van Het Nieuws van den Dag. Pijpenmarkt, no. 187 en 189.
Amsterdam, 7 Maart 1877
Beste Dekker! Ik kan mij verbeelden hoe ontstemd Ge zijt door de handelwijze van Eduard en Nonni. Ook voor Mimi is 't zeer hard. De tijd alléén kan in deze verandering brengen, doch uw beider lijdzaamheid wordt waarlijk wel op de proef gesteld.
De vraag komt nu en dan wel eens bij mij op of Nonni's karakter niet door al die vreemde invloeden zóó gewijzigd zou kunnen zijn, dat zij U totaal vreemd is geworden. In zoo'n geval zou 't misschien haast wenschelijk zijn dat er scheiding bleef bestaan. Ik althans ben er niet gerust op dat Ge, trots alle liefdebetoon, in haar uw vroeger lief kind zult weêrkrijgen en vrees daarom soms zelfs voor haar terugkomst, al lijd ik in deze van harte met U mede. Dank voor de blaadjes Kopy. Ik hoop dat ze gauw door meerdere gevolgd zullen worden.
Of de auteur der brieven uit Spanje bekend wil zijn, durf ik niet bepalen. Wel durf ik U meedeelen dat 't een dame is en wel Mevrouw Postma, die met haar man, een schilder van den 2n of 3e rang, Spanje doorreist voor plezier. Zij schijnt haar man een boel geld aangebracht te hebben.
Huet schrijft mij in een heden ontvangen brief
‘Met buitengewoon veel genoegen las ik het 3e stuk van Multatuli's 7den Ideën-bundel. De episode van pater Jansen en zijn dienstmaagd Stijntje is schooner, dunkt mij, dan al hetgeen M nog van