Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 636]
| |
Wiesbaden 9 februari 1877 Waarde funke! Wat ik je nu schryven ga, klinkt ongelooflyk, en toch is 't waar! Eerst heden avend las ik je brief van den vierden Januari. Ik ben U nu twee dingen schuldig: groote dankbaarheid voor den inhoud van dien brief en 2o wat uitlegging van dat verzuim. Het moet U zonderling voorkomen! Nog-eens: de waarheid is het dat ik nu eerst dien brief las, of: nog niet eens. Eerst nu zag ik uw Rekening Courant, en verbaasd riep ik Mimi er by. Wat moet ge wel van my gedacht hebben dat ik geen woord van dank gaf op zóó'n behandeling der zaken uwerzyds. En... ge hebt me nogal door Mimi laten vragen of ik de Rekg Ct akkoord vond, waarop ik heel droog door haar heb laten antwoorden: ‘wel zeker!’ of zooiets. Heeft ze 'r nog by gezet: ‘O, dat spreekt van zelf, zeker heeft F de Bloemlezingen veel te laag berekend’ waarop zy, uw brief hebbende ingezien, zeide: ‘vyftig gulden’ en ik antwoordde: ‘zie je wel, ik had gerekend op ± honderd gulden!’ Dat was alles wat ik van Uw Rekening Courant wist! Mimi die 't Saldo gezien had, zonder de posten nategaan, vond er dáárom niets in dat zeer in 't byzonder haar opmerkzaamheid trok, omdat ze meende dat daarmee zouden verrekend zyn: 1o de korrektie van bundel V en de geheele bundel VII. In één woord, wy beiden wisten niet dat gy de edelmoedigheid hadt gehad, my over 1876 weer te krediteeren met f500 voor ‘aandeel in de winst.’ Ik ben er perplex van, beste kerel! En dan nog zoo eenvoudig te vragen of de gezonden Rekening Courant akkoord is! Ja, met f500. - minder voor my zou ik hem akkoord gevonden hebben! Ik vond het bedragje voor de Bloemlezingen al zoo laag, en dacht niet aan aandeel in de winst! Dat ik in 't algemeen daarop geen aanspraak heb, spreekt van zelf, maar nu na m'n tobberig werken, en na de verhooging op f50 pr vel, neen, ik dacht er niet aan!- Nu, 't andere: de oorzaak van m'n uitstellen om uw brief te lezen. Sedert 2 Juni 1870 sidder ik by elken brief dien ik ontvang. Ik zat toen (niet veel beter dan onder opzicht van de policie, althans m'n gangen werden bewaakt) in 'n hôtel te Mainz. Na allerlei vruchtelooze korrespondentie (met Schadd, Gualtherus KolffGa naar eind1., Straatman den redakteur van 't Noorden) meende ik eindelyk geslaagd te zyn, m'n vrouw en kinderen die in den Haag op hulp zaten te wachten, te helpen. 't ‘Noorden’ zou m'n Mill. St. opnemen, en | |
[pagina 637]
| |
daarvoor 20 gl. 'sweeks betalen. Kolff en Schadd hadden geweigerd 200 gl. (of 300, dit weet ik niet meer) voorteschieten op 3 acten van Vorstenschool. En hadden ze nog maar terstond geweigerd! Maar de onderhandeling duurde weken, schoon ik herhaaldelyk schreef dat er haast by de zaak was, want m'n vrouw en kinderen hadden niet te eten! Nu dan, eindelyk raakte ik klaar met Mill. Studien, en ondanks de zeer pynlyke omstandigheid waarin ik dat ding opzette (o vreeselyk!) was ik zoo gelukkig m'n vrouw en kinderen in-staat gesteld te hebben in Holland te blyven. Ik schreef hun 'n zeer opgeruimden brief! Toen Mimi dáár kwam, vond ze dien brief op de tafel, en niemand in huis dan de meid. ‘Mevrouw en de kinderen waren weg!’ Ze waren door ‘vrienden’ in-staat gesteld naar Italie te reizen, maar Eduard moest z'n ‘woord van eer’ geven (toen 16 jaar, dus 'n kind!) dat ze 't daarvoor noodige geld niet aan my zouden zenden, en dat ze my op de reis niet bezoeken zouden! Ze zyn me dan ook te Mainz voorby gereisd, terwyl ik in dien toestand de Mill. Studien schreef. Vóór ik nog van Mimi hoorde hoe ze daar in den Haag 't huis verlaten vond, ontving ik 'n brief van m'n vrouw uit Innsbrück. Ze schreef dat ze, letterlyk uit honger van de kinderen, genoodzaakt geweest was, toetegeven. Sedert dien 2n Juni beef ik by 't openmaken van brieven, en ik voel me over 't geheel door die gebeurtenis gekraakt. De meeste brieven leest Mimi, en ik vraag haar naar 't stipt noodige, of dat zegt ze my ongevraagd. Ik zie nu uit uw brief dat ze my daaruit heeft voorgelezen wat ge schreeft over 't verhaaltje: ‘de twee Vondelingen’ waarover ge haar ook meer dan dubbel gehonoreerd hebt! Och, ik hoop zoo innig dat het U blyve goed gaan, voor U en de Uwen in de eerste plaats, en voor my ook. Geloof dat ik U hartelyk dankbaar ben voor Uw grootmoedigheid. En zoudt ge nu de goedheid willen hebben, my dat Saldo van Ulto 76 te zenden, of 325 gl, omdat dit beter met Bankpapier uitkomt? Ik heb 't noodig gedeeltelyk voor de kinderen.Ga naar eind2. En zoudt ge nu de goedheid willen hebben, my f200 te zenden, en f100 aan Sr Eduard D. Dekker | |
[pagina 638]
| |
Er is kwestie van dat hy hier komt, en dat ik pogingen zal aanwenden om hem naar Indie te laten gaan, of - neen, ik weet nièt! Ik ga zeer gebukt onder die zaak, van dien 2 Juni af! Ik ben niet wel, en wou dat ik òf beter òf veel erger was! Die zaak, my door ‘vrienden’ bereid, heeft my 'n nekslag gegeven. Wees hartelyk van ons beiden gegroet, vooral ook Uw lieve vrouw. tt DD |