[16 november 1876
Dagboek-aantekeningen van Mimi]
* 16 november 1876
Dagboek-aantekeningen van Mimi. (Brieven eerste periode, blz. 30-31; Brieven WB I, blz. 15-16.)
Van 16 November '76.
‘Na de geschiedenis op Sumatra, die je kent uit den Havelaar, was ik op Batavia met wachtgeld. De gouverneur-generaal had my beloofd me een betrekking te geven van denzelfden rang, namelyk controleur 2de klasse. In dien tyd logeerde ik op Parkan-Salak, by Willem van der Hucht. Ik was daar geïntroduceerd door eenen Van Heyst. Van der Hucht sprak me over zyn broer Jan die uit Holland verwacht werd met zyn familie, en ik beloofde die in Batavia wat terecht te helpen. By die familie was Everdine. Toen zy allen op Parkan-Salak waren en daar by Willem logeerden, kwam ik daar ook en engageerde my met Everdine. Dat engagement zal wel oorzaak zyn geweest dat ik by Rochussen wat sterk aandrong op myn plaatsing. Ik zal wel wat lastig geweest zyn.
Hy zond me toen voor drie maanden naar Krawang, waar een oude resident was, Dilleman, die wat hulp of opzigt noodig had. 't Was een moeilyk baantje. Ik volbragt het met de meeste discretie, en keerde na drie maanden terug. Rochussen beval me daar weer heen te gaan. In godsnaam! Maar we trouwden eerst. Mevrouw Dilleman had ons en amitié genomen en we logeerden by haar. Na nogmaals zes maanden verblyf te Krawang, keerde ik naar Batavia terug. Toen logeerden we by Coorengel. Ik drong aan op plaatsing volgens de belofte van den Gouverneur-Generaal. Maar ik kreeg een betrekking als eerste commies in de Bageleen te Poerwaredjo. Die rang was ver beneden dien welken ik bekleed had, en daarby onaangenaam want gewoonlyk wordt zy waargenomen door oude menschen die niet meer opklimmen. De heer Hoogeveen beloofde te doen wat hy kon voor myn verplaatsing. Twee jaren lang wachtte ik daar van halve week tot halve week of de post my ook eene nieuwe benoeming zou brengen. In dien tyd had Rochussen de residentie bezocht. Hy had myn huis, het eenige dat niet geïllumineerd was, opgemerkt, maar hy zeide zoo tevreden te zyn over de juistheid en netheid van myn werk dat hy me zou nemen voor zyn secretaris. Na twee jaar kwam eindelyk myn benoeming tot secretaris van Menado.’