Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 453]
| |
Wiesbaden September 1876 Waarde funke! Dank voor de mededeelingen in uw laatsten brief, al zyn ze dan, wat het insmyten van Uw spiegelruiten betreft, van zeer onaangenamen aard. Uw arme vrouw! Wat moet ze in angst gezeten hebben. Misschien was 't goed dat ge niet thuis waart. Zonder in 't minst party te trekken voor zoo'n kanailletroep, vind ik toch dat de schuld primitief aan 't stadsbestuur ligt. Men is, door 't intrekken van de kermis onoordeelkundig te werk gegaan. Dit begon al toen men de drie weken tot twee, en later tot een week inkromp. Juist door 't opheffen van alle bepalingen die den gewonen tyd onderscheiden van de kermisdagen, zou men den prikkel tot die dolle uitspatting verstompt hebben. Het zyn de dyken die de overstroomingen te weeg brengen. Dit zelfde principe had men behooren toetepassen op 't verhuren van grond, voor spellen en kramen. Door 't brandpunt van de pretmakery te verdeelen (buiten de stad desnoods) had men veel goeds kunnen bereiken zonder 'n zeer groot deel van de bevolking zóó te krenken als nu geschied is, en zonder zedelyk-staatskundig recht. Het past een regeering niet, den tyd voor vermaak te bepalen. Na byna 30 jaren Thorbeckery heeft men nog weinig begrip van vryzinnigheid. De kermis was 'n ouwerwetsch ding, maar niet zóó oudmodisch als de manier waarop men gemeend heeft zoo'n misbruik te moeten opheffen! De afschaffende bepaling hoort thuis in de dagen toen men voorschreef hoeveel schotels er wezen mochten by 'n bruilofts- of begrafenismaal, en zal eenmaal aangehaald worden als voorbeeld van regeerkunde in de 19e eeuw.- Wat hadden ze tegen U? Gold de zaak den Uitgever van 't Nieuws? Of smeten ze maar waar spiegelglas was?- Van W & Co hebt ge misschien vernomen dat vel 32 met bladwyzer nu in behandeling is. Ik wacht elk oogenblik de revisie. 't Spreekt vanzelf dat ik dat vel terstond zou gekorrigeerd hebben als ik geweten had dat ze in overleg met U handelden. Maar ge herinnert U, my pr briefkaart geschreven te hebben dat ik mocht gaan (met bladwyzer inbegrepen) tot 32½. 't Verschil komt nu op ¼ vel neer. De ‘Inhoud’Ga naar eind1. begint nu op blz 512 (laatste pag van vel 32) en beslaat (iets wyder gezet dan noodig was, doch 't staat beter) 5 bladzyden. Ik zal 't verdrietig vinden als die Bloeml. niet zeer goed gaat. Wilt | |
[pagina 454]
| |
ge ter zyner tyd me daarvan op de hoogte houden? Ge begrypt toch dat ik dit volstrekt niet vraag uit onbescheidenheid, en - hoe zal ik zeggen? Ajakkes! Neen 't interesseert me om de zaak zelf. Als er een herdruk mocht noodig zyn, zouden wy (Mies en ik) 't prettig vinden als ge 40 vel (2 deeltjes dan?) plaatsen kondt. Zeg, ik vind dat afsnyden van de 1e aflevering leelyk. De onafgesneden schoone vellen zien er veel beter uit.- Wat onze behoeften betreft, moest ik u om geld vragen, maar ik durf niet voor ik U eerst wat gezonden heb. De oorzaken van de stagnatie in Wouter moet ge zoeken by de V. Vlotens, en by de wys waarop de pogingen van dezulken by 't publiek worden opgenomen. Ze hebben m'n indrukken bedorven. Wees met Uwe vrouw hartelyk gegroet. Wat zal ze in angst gezeten hebben! En de kinderen! En zy voor de kinderen! tav DD Van V.D. Linde hoor of zie ik tot m'n groot genoegen niets meer. Ik weet niet of hy meer verachting of meer medelyden verdient. Van beiden 'n heele boel dan. Onze L.H. heeft rare kostgangers en hy is al 'n zéér vreemde. Wanneer ik dien man in 'n boek beschreef, zou niemand gelooven dat ik naar de werkelykheid kopieerde, en als fiktie zou 't 'n leelyk prentje zyn. Mimi studeert druk in wiskunde. Zonder dat het uitdrukkelyk gezegd wordt, begryp ik dat ze zich voorstelt als onderwyzeres in dat vak my nog wat in 't leven te houden als ik heelemaal versleten ben. En ik keur haar pogen goed omdat ze dan geborgen is na m'n dood. Schryven voor de pers (al slaagde zy daarin) is 'n onzedelyk beroep. Ik blyf by m'n Idee 62.Ga naar eind2. 't Kan alleen geschieden door faiseurs.Ga naar eind3. Wie ziel in z'n arbeid legt, kan niet altyd doorwerken. En wie niet altyd doorwerkt, lydt (in Holland) gebrek. 't Spreekt vanzelf dat ik werken van streng wetenschappelyken aard uitzonder. Maar over Wis- & Natuurkunde kan men geen vellen leveren. Dat haalt niet aan! |