Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[4 augustus 1876
| |
[pagina 437]
| |
stugheid niet kwalyk neemt... zooals anderen! De malle aanval van v.d. Linde in den Spectator was (volgens z'n eigen bekentenis nu) boosheid over m'n zwygen. Ik had hem ‘en bagatelle’ behandeld, zei hy, eerst door in lang niet te schryven, vervolgens omdat ik niet (gelyk ik beloofd had, en ook van plan was) by hem te Arnhem kwam. Lieve god, toen ik holland verliet, zat ik zoo tot over de ooren in verwikkelingen, dat ik heel Arnhem vergeten moest, en wel andere dingen dan Arnhem! Je weet immers dat v.d. Linde hier is? Na 't verlies van z'n fortuin(tje) heeft hy de chance gehad, hy hollander, door de duitsche regeering benoemd te worden tot Bibliothekaris te Wiesbaden, met 18 à 1900 gulden traktement, vrye beschikking over 'n massa interessante boeken en... zooveel vrye tyd om voor zich zelf te werken als de Natuur uren in 't etmaal gegeven heeft! Je moet maar gelukkig wezen! Nu... gelukkig is de man niet! Om velerlei redenen is hy diep te beklagen. Was je hier, dan zou ik je dat in vertrouwen uitleggen, maar in 'n brief schikt het niet. Ook weet ik niet in hoever je hem als wetenschappelyke en persoonlyke type kent - neen, type is 't woord niet, als... 'n zeer byzondere verschyning dan - om belang te stellen in m'n bydrage tot de zielsgeschiedenis van dien man. Zóóveel toch zal je wel van hem weten om verbaasd te staan over de mededeeling dat ik diep medelyden met hem heb. 't Spreekt vanzelf dat je dit vóór je houdt. Meende je niet dat-i 'n vreeselyke bullebak was? Och! Basta daarover! Eerst 'n paar heele of halve nieuwtjes. M'n Havelaar komt dezer dagen te Rotterdam in 't fransch uit. De vertaling is van Nieuwenhuys en 'n franschman wiens naam ik vergeten ben. De ‘Bloemlezing’ die Mimi uit m'n werken maakt, en die 32 vel zal vullen is klaar tot vel 27. 't Zal 'n lief boekje wezen en byzonder goedkoop. Funke schynt op enorm debiet te rekenen. Ik korrigeer nu bundel IV Ideën, dan volgt Bundel V. Dan Mill. studiën. En sedert maanden zit de goeie Waltman op 't afwerken van Specialiteiten te wachten.Ga naar voetnoot* Ik kan er niet mee voort en ben de kluts kwyt. De oorzaak is dat ik misselyk ben van alle schryvery, en andere dingen aan m'n hoofd heb. | |
[pagina 438]
| |
Voortdurend ontvang ik Locomotieven, en ik begryp niet waarom? Deze beleefdheid van van Kesteren duurt nu al 1½ jaar. Daar die kranten altyd geadresseerd waren naar den Haag, schreef ik hem m'n tegenwoordig adres. Ook vroeg ik hem waarom hy me die kranten zond? Ik mocht hem niet in den waan laten dat ik geschikt of genegen was tot het leveren van artikeltjes. En hiervan gaf ik hem na ryp beraad de oorzaak op. Ik kan niet meespreken over de politieke zaakjes van den dag, omdat myn politiek heel iets anders beoogt. De schryvers van leading-articles bediscussieeren de vraag of a beter is dan b. Wat kan ik hierin meepraten, ik die 't heele alfabet overboord geworpen wil zien? Kortom, ik schreef aan v. K. ‘Myn program is: er uit met Holland! Dit is geen onderwerp voor 'n blad dat onder fiskale wetten staat. Ik kan u niet kwalyk nemen dat ge uw (ook of vooral?) industrieele zaak niet graag te-gronde gericht ziet.’ De openbaring nu van myn politiek program, dat me zoo by uitstek ongeschikt maakt voor krantenschryvery, geschiede ‘onder geheimhouding’ zegge: publicatie. Ik wìl dat men 't door my altyd beoogd plan leert kennen, dat men 't bespreke, dat het wortel schiete. 't Wordt tyd, dunkt me. Ik ben 56 jaar! De revolutie komt tòch. Ze komt met of zonder my. De vraag is maar of ik, door in de zaak gekend en door gesteund te worden, bewerken kan dat de waggelende pyramide die vallen mòèt, geen verkeerden kant uitvalt, namelyk in den schoot van Amerikaansche flibustiersGa naar eind1. en dergelyken. Liever nog Holland, sukkelend zooals 't geval is, met z'n geknakt gezag, dan 'n Z.-Amerikaansche warboel, met twee-maandelyksche pronunciamento's,Ga naar eind2. presidents-veranderingen, bloed- (en inkt!) baden, enz. enz. ‘Wil men my als dictator, schreef ik, goed! Help me dan, steun me dan. M'n leven wil ik met plezier op 't spel zetten en desnoods, als 't op 'n gegeven oogenblik baat, voorbedachtelyk offeren, maar ik bedank er voor te tobben met burgerlyke bekrompenheidjes.’ enz. enz. Onlangs werd in datzelfde blad 'n stuk overgenomen van zekeren Mr. PiepersGa naar eind3., die me zeer vyandig behandelt. Wat-i zegt is zoo gek niet, ik ben wel eens van ongerymder dingen beschuldigd dan de autocratische stemming die hy me te last legt. Hoe raadt hy 't | |
[pagina 439]
| |
zoo? Ja, ik ben despoot, en zal dat blyven zoolang de wereld my blyk geeft dat er geen andere weg bestaat om iets goeds te bereiken! Ik ben despoot uit overleg, uit berekening, met studie. Ik heb myzelf deze karaktertrek opgedrongen, omdat ik na ingespannen opmerken en diep denken tot de conclusie was gekomen dat deze richting de eenige is waarmee iets te bereiken valt. Bovendien, ik ben bereid m'n eventueel aantewenden despotisme met den kop te boeten, wat dan ook wel 't slot wezen zal, want de indische maatschappy zal 't me niet vergeven dat ik haar gered heb. Dit ligt in de natuur der dingen en ik heb er vrede meê. Wanneer 't me gelukt, Holland uit Insulinde te jagen, mag men my doen wat men verkiest. En ook zonder de traditioneele ondankbaarheid van naties en publieken, ikzelf verlang niet naar hoogheid of schyn daarvan. Ik ben er te hoogmoedig toe. Met pleizier wil ik hertogen maken, maar ikzelf verlang geen andere hoogheid dan anderen verheven te hebben. En dit nog slechts voor zoover 't noodig is tot algemeen welzyn. (Indië heeft nog 2, 300 jaar lang 'n regeeringsstelsel noodig dat eenigszins met het leenstelsel overeenkomt. Maar vóór alles, gedurende de organisatie, onbeperkt despotisme, onbeperkt. Alleen daarmee kan Insulinde beschermd worden tegen anarchie, polyarchie, oneindige burgeroorlog en invallen van industriëele barbaren uit alle hoeken van de wereld! Het staat aan u, al of niet eens te zyn met deze beschouwingen. Maar bedenk dat ze in myn gemoed meer dan dertig jaren oud zyn. Dat ik ze nooit uit het oog verloor! Dat alle zywegen die ik gedurende myn zeer geaccidenteerd leven insloeg, slechts gedwongen en tydelyke afwykingen waren. Dat ik nooit iets anders beoogde dan by de eerste gelegenheid weer op den weg te komen dien ik me had afgebakend. Konsekwent hield ik vast aan m'n eens beraamd plan, zonder ooit aangemoedigd te worden door eenige hulp van buiten. En denk daarby aan den derogeerenden stryd tegen ordinaire behoefte, en de nauwlyks minder ontzenuwende noodzakelykheid om m'n leven te behouden door 't leveren van vertellingen! Ik smacht naar 't oogenblik waarop ik blyken geven zal dat ik krygs- en staatkunde bestudeerd heb, en die kunstjes weet te verheffen tot iets degelyks. Och, er is zoo weinig noodig om de pyramide omtegooien. De | |
[pagina 440]
| |
zaak is zoo klein dat de schooljongen van 't jaar 3000 zich 'n paar eeuwen vergissen zal, als de meester hem vraagt: wanneer hield het (gewezen) landje Holland op, te regeeren in den Indischen Archipel! Maar klein is ze niet voor my die zoo vaak te tobben had met kamerhuur, dagelyksch brood en postzegeltjes. Waar haalden toch de ‘helden’ van Plutarchus en Cornelius NeposGa naar eind4. telkens hun legers vandaan, en hoe deden ze om aan viktalie te komen? De materieele en finantieele macht die er vereischt wordt om Insulinde vry te maken is zeer gering in vergelyking van den vermoedelyken uitslag, maar ze gaat altyd het vermogen te boven van iemand die proeven korrigeert om den kost te verdienen. Die vervloekte dagelyksheid! Wees met uw Jenny en uwe kinders hartelyk van ons gegroet. Heerejezis wat hangt me 't schryven de keel uit! Uw vriend Douwes Dekker. |
|