Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[19 mei 1876
| |
[pagina 362]
| |
HaagGa naar eind2., vroeg hy me verlof dat in de ‘Nieuwe Bydragen’ te plaatsen, en dit stond ik toe. Hy heeft er niet zooveel lawaai over gemaakt, en van den Amstelbode viel 't me nu rauw op 't lyf. Ik vind het beroerd. Men zou 't verzeggenGa naar eind3. iemand 'n vriendelykheid te bewyzen. Want dat was het! Vernemende wie den Amstelbode redigeerde, en wetende dat hy sedert vele vele jaren 'n tobber was, had ik er pleizier in hem z'n verzoek toetestaan. Zoo'n exploitatie nu van die onbeduidendheid zal vigilantie moeten heeten, en ik vind dat het juist afstoot. 't Zal zeker z'n blad niet bevoordeelen, als de lezers ontwaren dat het nu met die brokjes uit een brief (met moeite in drie stukken gekapt!) uit is. Ik zal zorgen dat het niet weer gebeurt.- Houd ons S.V.P. op de hoogte van den toestand uwer vrouw. Hartelyk gegroet tt DD Ik las de stukken van De Veer en over de onthulling van 't Th. standbeeld.Ga naar eind4. Zulke dingen maken moedeloos. Niet omdat 'n De Veer zoo-iets schryft, of 'n v.d. Linde zoo iets spreekt, of 'n Schimmel zoo iets rymelt. (‘Thorbecke's pad was niet geplaveid met gedachten’ zegt-i. Nu, dat doet me plezier voor ‘gedachten’. 't zou ook jammer geweest zyn ze voor straatsteenen te gebruiken!) Nu, dáárom niet. Maar omdat er op de markt plaats is voor zùlk gereutel! En voor 'n publiek dat zulke dingen slikt, moet ik schryven! Ik begryp niet dat hetzelfde volk dat met De Veer, V.D. Linde (Vader & zoon zie 't proces Jut!)Ga naar eind5. genoegen neemt, ooit ìets van my lezen wil. De (betrekkelyke) opgang dien ik maak, is waarlyk onteerend. Ook Thorbecke's zoon heeft in 't proces Jut 'n prachtige rol gespeeld! t Is 'n spelletje! In 't zelfde nummer van 't Nieuws waarin óók omtrent ‘Onderwys’ op Thorbecke's verdienste wordt gewezen, komt 'n stuk voor, waarin de zinsnede: ‘de toestand waarin ons lager onderwys verkeert, moest ieder weldenkende doen blozen van schaamte over de verwaarloozing van 't belangrykst element van opvoeding.’ Komt het er dan niet op aan, wàt men schryft? God, het is zoo verdrietig voor iemand die zich moeite geeft om niets te zeggen | |
[pagina 363]
| |
dan wat-i voor wáár houdt, en die, met opoffering van alle voordeel z'n mond houdt als-i twyfelt of niet weet! Dat volk kletst maar toe, luk of raak, en ze nemen hun honorarium aan! 't zyn schelmen! |
|