Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[18 januari 1876
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vorstenschool en publiek,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van uit de hoofdsteden des lands waren vele edelen op 't gebied van den geest overgekomen, om 't wonder te aanschouwen. Twee jaren lang had Het Tooneelverbond op de opvoering aangedrongen. Mr. J.N. van Hall had in 1873, in Het Ned. Tooneel, 3e afl., op 't einde van zijn beschouwing over ‘Vorstenschool’ aldus gesprokenGa naar eind1.: ‘En nu: wat zal het lot van dit drama zijn? Zal het gelezen worden door de Leden van het Koninklijk Huis, door de Ministers, door de hoogere en lagere hofbedienden, door de mannen van het behoud en door de mannen van het liberalisme, door onze kunstenaars, onze ambtenaren, onze advocaten, door onze Van Huisde's en onze Hesselfeld's? Zal het Nederlandsche volk toonen, zulk een werk waardig te zijn? Staat het hoog genoeg dat volk, om dat kunstwerk te begrijpen en te waardeeren? En dan, zal het stuk opgevoerd worden? Zijn onze tooneelspelers in staat, al het fijne en verhevene, het artistieke van deze “Ideeën en action” te vatten en 's dichters kunstwerk weêr te geven - als een kunstwerk?’ 't Was daarom zeker van de Heeren Le Gras, van Zuylen & Haspels een gewaagde stap, om tot de opvoering te besluiten. Zij moesten een drama op 't tooneel teruggeven, dat, zoowel door strekking als inhoud, een groote tegenstelling vormde met de stukken, die in den regel op 't Nederlandsch tooneel worden opgevoerd. Weken vooruit hoorde men van ijverig studeeren en repeteeren. De auteur zelf steunde de repetitiën door zijn krachtige persoonlijkheid. Al wat dan ook op 't gebied van den geest zich ridder of schildknaap achtte, de geheele letterkundige- en tooneelwereld staarde in gespannen verwachting naar de dingen, die komen zouden (....) (blz. 172-173)
Ook ik heb ‘Vorstenschool’ zien opvoeren, en wel voor een publiek, grootendeels bevooroordeeld zoowel tegen den schrijver als tegen de vrouw, die als actrice de rol van koningin vervulde. Twee achtereenvolgende avonden heb ik de gefluisterde, zoutelooze aardigheden moeten aanhooren van velen, die, bij 't naar huis gaan, zich veelal de uitdrukking lieten ontvallen: ‘'t Is niet onaardig! 'k Moet toch eens wat van dien vent lezen!’ - Waar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zulke talenten(?) zich hebben doen hooren, zwijge de leek. (....) (blz. 175)
Er ligt veel verguizing, veel lijden, veel miskenning achter den avond, waarop de Delftsche studenten ‘den man van Lebak’ hun sierlijk huldeblijk aanboden. In ieder ander land dan Nederland had Multatuli niet jaren moeten wachten, eer hem zulke bewijzen van sympathie werden gegeven. ‘Die bewijzen kwamen van het publiek, dat Multatuli vereert,’ zegt Vosmaer zeer naïef in zijn ‘een en ander.’ Hij houde 't mij echter ten goede: Publiek deed dat niet. Edeldenkende mannen, gevormd in een betere school dan die der alledaagschheid, wisten ook bij verschil van gevoelen, niet alleen den genialen schrijver, maar ook den strijder voor recht en billijkheid te eeren! Van waar dan de toeloop, die ‘Vorstenschool’ bijna overal te beurt viel? Er waren twee groote drijfveeren, die Publiek de voorstellingen van Vorstenschool deden bezoeken: 1o. Hoop op 't hooren van wat schandaal; 2o. De rol der koningin en vooral de actrice, die haar speelde. Niet de prachtige taal van 't stuk, de nieuwe ideeën, de duizend en een lessen dreven de massa naar de verschillende schouwburgen, waar 't stuk werd opgevoerd; 't was niet de zucht om eenmaal eene vrouw gekuischt Hollandsch te hooren spreken, of een waarachtigen koning op 't tooneel te zien,... neen! men wilde de émancipatrice, de moderne Judith bekijken, zooals men Millie Christine, 't vierbeenig monster, liedjes wilde hooren zingen; en bovendien, had men niet hooren mompelen van zeker tweede bedrijf, waarin ‘Uniformsverandering,’ het hoofdthema was?... Nu, ja! men wist wel, wat daarmeê bedoeld werd. Toen eenmaal de nieuwsgierigheid bevredigd was,... toen men zag, dat de actrice tot de bevallige vrouwen en niet tot de monsters met baarden behoorde,... toen Publiek de hersens had stomp gedacht, waarom de koning op 't eind van dat beruchte tweede bedrijf toch zoo boos werd,... Publiek, dat wel eens van Kopenhagen, maar nooit iets van Koningin Mathilde of den Minister Struensee had gehoord,... toen ging 't naar huis en zeide: ‘Ik moet toch eens iets | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van dien vent lezen!’ Vooral 't publiek te Amsterdam beschouwde de opvoering als een ‘relletje.’ (S. v.vGa naar eind2.) Men zocht verband tusschen de aanwezigheid van het Hof in het Paleis op den Dam en de opvoering van ‘Vorstenschool’ in Frascati. Louise's vertolkster werd bij de opening der bloemen-tentoonstelling, die ten tijde der opvoeringen in het Paleis van Volksvlijt werd gehouden, bekeken - dat is 't woord! - als een natuurphenomeen. De dames vooral muntten uit door onwelvoegelijke nieuwsgierigheid. 't Was dan ook waar: zij verdienden daarmeê een rijksdaalder; zij behoefden nu niet meer naar Frascati te gaan; want het stuk zelf moest erg langdradig zijn en vol politiek, en van politiek wilden zij niets weten! Zij begrepen echter niet, dat daar nog iets anders te hooren en te leeren viel. Zij konden daar ten minste een lesje nemen in 't zuiver uitspreken harer moedertaal, waaraan zij met haar sierlijk accent: ‘Daar Sit Se!’ zooveel behoefte schenen te hebben. 't Gewone schouwburgbezoekend publiek is in de laatste jaren zeer slecht opgevoed. De slecht vertaalde spektakelstukken met annexe moorden en vergiftigingen hebben 't gewend doen worden aan een taal en een bulderende voordracht, die beneden critiek zijn. Zelfs onze beste acteurs moeten, om den broode dikwijls, hunne talenten leenen aan 't opvoeren van die tooneelmonsters. 't Behoeft dan ook niemand te verwonderen, dat Publiek bedorven is en door overprikkeling minder of bijna in 't geheel niet geniet bij de opvoering van een stuk als ‘Vorstenschool.’ Ik zag 't soms met bepaald goede intentie luisteren naar de woorden van Louise; maar 't ging veelal te hoog, of liever: voor goed begrip stond Publiek te laag! Slechts de lagere rang gaf veelal door toejuiching te kennen, dat de woorden van Louise werden begrepen, als zij in 't eerste bedrijf spreekt over 't hongerlijdend volk: ‘... Maar, moeder, hoe zoudt gij en ik zijn,
Indien, van kindsbeen af, ons gansch bestaan,
Ons wenschen, willen, streven... àlles zich
Had opgelost in 't ééne woord: gebrek?’
't Geheele betoog van de koningin, in het derde bedrijf, was veelal Hebreeuwsch voor een groot deel der toeschouwers. Zij zagen elkander aan, alsof zij wilden zeggen: ‘Wat bedoelt ze?’ (...) (blz. 176-178) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En hebben nu de voorstellingen van ‘Vorstenschool’ den toeloop gehad, dien men met recht zou verwachten? Maakte Publiek 't zich tot een eer, mede een hulde te brengen èn aan 't kunstgewrocht van Multatuli èn aan 't uitstekende spel der vertooners? Ik geloof, dat de directie der Rotterdamsche Schouwburg-Vereeniging daarover zelf 't beste oordeel zou kunnen vellen. Uit een financieel oogpunt gesproken, heeft de opvoering misschien bevredigende baten afgeworpen. De opvoeringen geschiedden in Nederland en België als volgt:
dus totaal 36 malen. Op den 3den en 6den Mei, te Rotterdam, werden de rollen van de koningin en Hanna respectievelijk door de Dames Ten Hagen en Larondelle-Bouwmeester gespeeld; terwijl sedert 't vertrek van de Dames Kruseman en Baart op den 15den Mei diezelfde rollen steeds door eerstgenoemde dames werden vervuld. Dus zes-en-dertig malen!... Hoe bedroevend steekt dit cijfer af bij dat der opvoeringen van ‘De twee Weezen’ en ‘Madame Angot’! De Residentiestad scheen geen lokaal te bezitten, dat de deuren kon of wilde openen voor het verkondigen van ‘de staatkundige en sociale ketterijen van Koningin Louise’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Amsterdam bleven de aangekondigde opvoeringen na den 10den April achterwege. Zeer zeker toonde Publiek aldaar niet door herhaalde talrijke opkomst, dat 't belang stelde in dit évenement in de tooneelwereld,... een flauwheid, die men niet zou verwachten van een bevolking, die toch 't meest in de gelegenheid is, om ware kunst te zien en te hooren. ‘Madame Angot’ beleefde in Amsterdam alléén meer dan honderd opvoeringen!Ga naar voetnoot* 't Bewijs is echter geleverd, dat een oorspronkelijk Hollandsch stuk op een Hollandsch tooneel succes kan hebben... We hebben hier echter met geen succes d'estime te doen. Integendeel!... Vooroordeel en onwetendheid gingen hand aan hand, om de opvoering in een kwaad daglicht te stellen. Menig huisvader zal zijn dochter hebben te huis gehouden, uit vrees voor Multatuli's ideeën, - die man is immers zoo slecht! - of voor de emancipatie-denkbeelden van die vrouw, die in 't publiek leest tegen betaling van entrées. De couranten hadden gezegd, dat de taal in 't stuk soms plat was, en dat er een woord in voorkwam, dat geen fatsoenlijk meisje mocht hooren of lezen. De schrijver is een vrijdenker of zoo iets! Bovendien is 't een feit, dat, hoe verbreid de werken van Multatuli ook in zekeren kring mochten zijn, er nog velen in den lande wonen, die nauwelijks zijn naam kennen. De opvoering van ‘Vorstenschool’ is daarom reeds onze natie ten zegen, omdat zij de aandacht op zijne werken vestigde. En noodig was dat zeker! Ik heb met den grootsten ernst, toen Multatuli, op 't congres van sociale wetenschappen, eenige jaren geleden, in 't Koninklijk Paleis, te Amsterdam gehouden, zulk een schitterende rede had uitgesproken, iemand in een gezelschap hooren beweren: dat Multatuli geen persoon maar een club of - om met de woorden van den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdammer te spreken - ‘een college’Ga naar voetnoot* was! Die mijnheer, lid van ‘Arti’ en van ‘Artis’ stond met zijn opinie niet alleen, en men wilde nauwelijks mijne verzekering gelooven, dat ik op dien gedenkwaardigen Zaterdag iemand, wiens pseudoniem Multatuli was, een philippica had hooren houden tegen het wanbestuur in Indië. Mochten dan ook al nieuwsgierigheid en zucht tot schandaal sommigen naar de voorstelling hebben gelokt en onwetendheid en vooroordeel velen hebben tegengehouden, zij, die bezield zijn met een zucht voor 't verhevene en edele, voor 't schoone en 't goede, voor al wat wèl klinkt en liefelijk luidt, zij hebben genoten, in dubbele mate genoten! De voorstellingen van ‘Vorstenschool’ hebben den moed aangewakkerd der mannen, die, belangstellende in ons tooneel en in onze taal, nog altijd de hoop koesteren, dat de tooneelspeelkunst in Nederland een betere toekomst te gemoet gaat; dat nog eenmaal een gouden eeuw zal aanbreken! Die mogelijkheid bestaat. Maar dan ook niet de handen in den schoot gelegd!... Het voorbeeld van Multatuli werke aanstekend op allen, in wier harten 't heilige vuur blaakt, op wier voorhoofd 't genie zijn stempel heeft gedrukt. Daar zijn er weinigen, dat weten we; maar zij zijn er toch! Laten zij ook voor ons nationaal tooneel ‘....... gevoelen, denken, werken, streven
En vruchten dragen, honderd... duizendvoud!’
Soranus.
|
|