Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
[pagina 9]
| |
Dit achttiende deel van de Volledige Werken is het laatste waaraan een bijdrage is geleverd door Garmt Stuiveling, die vrijwel tot op de dag van zijn dood met de uitgave bezig is gebleven, na de plannen ervoor al in de jaren dertig samen met E. du Perron te hebben ontworpen; de uitvoering daarvan tussen 1949 en 1985 is een blijvend getuigenis van zijn unieke verdiensten voor de Multatuli-studie. Van een deel der dokumenten betreffende de laatste maanden van 1875 heeft Stuiveling nog een eerste versie gereed kunnen maken. Toen hij als initiator en enige redacteur van de reeks op 11 mei 1985 was overleden, heeft de nederlandse organisatie ZWO, in samenspraak met een kommissie van goede diensten, met de uitgever en met het Multatuli Genootschap, maatregelen getroffen om de voltooiing van de uitgave veilig te stellen. Sedert september 1985 worden de V.W. nu geredigeerd door beide ondergetekenden die tot taak kregen de resterende delen in een strak tijdschema en in zo hecht mogelijke aansluiting bij de eerdere delen te doen verschijnen. Deel XVII is al onder hun verantwoordelijkheid voltooid en persklaar gemaakt. Het onderhavige deel bestrijkt bijna twee en een half jaar uit Multatuli's leven, van september 1875 tot 1 januari '78, dus tot enkele weken voor het vertrek van de schrijver uit Wiesbaden ten behoeve van de eerste lezingentournee door Nederland. Voor de subjektieve beleving van Douwes Dekker is de periode die hier in dokumenten wordt weergegeven er vooral één van malaise geweest; het telkens uitstellen en vastlopen van zijn pogingen om de aan Funke en Waltman toegezegde kopij te leveren versterkte zijn gevoel van verlammende machteloosheid, dat vooral veroorzaakt werd door zijn vijanden (‘de Van Vlotens’) die bleven trachten zijn persoon en motieven zwart te maken, vaak door spontane en welgemeende passages uit zijn werk buiten | |
[pagina 10]
| |
hun kontekst te citeren en daarmee geweld aan te doen. Dat maakte Multatuli kopschuw voor nieuwe publikaties, want anders schrijven dan hij totnogtoe gedaan had, kon hij niet. Als hij niet ongefilterd uitte wat hem dreef, voelde hij zich een ‘faiseur’, een kunstjesmaker. Voortdurend neteliger geldgebrek, juist een gevolg van de kreatieve impasse, versterkte uiteraard zijn depressieve stemming. Toch is het opmerkelijk - wat Funke ook expliciet konstateert - met hoe weinig geld Mimi het soms maandenlang wist uit te zingen, intussen plannen makend om - hetzij als wiskundelerares, hetzij door zelf te schrijven, te vertalen of een bloemlezing te maken - aan het inkomen bij te dragen. Maar er zijn nog kwellender zorgen dan de vijandige persstemmen, de financiële nood en het onvoltooide werk: de emoties rond de kinderen laaien in deze jaren telkens hoog op, met het bezoek van Edu aan Wiesbaden in het najaar van 1877 als kulminatiepunt, dat - uitvoerig gedokumenteerd als het is - een wonderlijke vermenging te zien geeft van navrante en haast vaudevilleske incidenten. Aan de andere kant neemt in deze zelfde periode, mede door de felle polemiek rond zijn werk en leven, Multatuli's faam in binnen- én buitenland ongekende vormen aan, zeker naar de literaire maatstaven van die tijd gemeten. Verscheidene van zijn geschriften verschijnen vertaald in frans, duits, engels of spaans, tot in Zuid-Amerika toe. Als nieuw werk voegt Multatuli in deze jaren aan zijn oeuvre alleen nog de zevende bundel Ideën toe, die er tevens de afsluiting van zal blijken. Als Multatuli op 19 december 1877 eindelijk definitief besluit de uitnodiging van toneeldirecteur Haspels aan te nemen om een door zijn onderneming georganiseerde voordrachtentournee door ons land te houden, gaat hij op dat voorstel in ‘omdat het moet’, maar zeker ook in de hoop dat enthousiaste jonge volgelingen als Vitus Bruinsma in Leeuwarden, gelijk hebben als zij hem telkens verzekeren dat Multatuli in Holland op vele gelijkgezinden en medestanders kan rekenen. Mocht dat waarheid blijken, dan groeit daarmee de kans dat Havelaar door het op te richten genootschap Tandem eindelijk gepensioneerd zal worden. De redacteuren willen graag hun dank betuigen aan mevrouw | |
[pagina 11]
| |
Alma van Donk voor haar onmisbare steun bij het uittypen en ontcijferen van de handschriften en aan de vele anderen die hen met incidentele informaties terzijde hebben gestaan.
Amsterdam, Alphen aan den Rijn 22 december 1986 Hans van den Bergh Berry P.M. Dongelmans |
|