| |
[30 augustus 1874
Brief van Multatuli en Mimi aan Mina Krüseman]
*30 augustus 1874
Brief van Multatuli en Mimi aan Mina Krüseman. (Leven II, blz. 250-255.)
de concert: in overeenstemming (fr.)
Wiesbaden. Zondag morgen.
Beste, beste lieve Mina. Ik ontv. daar je briefje dat me zeer treft. Ik vind het zonde u verdriet te doen, en wou wel telegrafeeren. Ik zie alleen dat je verdrietig op me bent (‘boos’ zeg je) en dit is me zeer bitter, want ik hecht onuitsprekelyk veel aan je. Mies kwam binnen met je briefje, en ze had het tegen haar gewoonte reeds geopend. (Nu, dit was goed.) Maar ze kwam jammerend aanloopen, ‘jammerend’ is 't woord. Ze riep: ‘Och, och, och, och, zonder eind, en ik schrok er van! Nu 't is dan ook verdrietig als jy verdrietig schryft. En áls ik schuld heb, zal ik 't goed maken! Want verliezen wil ik je niet. Dit zou ook Mimi niet gedoogen, die je zoo lief heeft. Dát kan ik betuigen! 't Is aandoenlyk.
't Is nu elf uur, zondag morgen. Ik vind het beroerd dat de trein, die dezen meeneemt, eerst tegen 5 uur van middag vertrekt. Nu hoor je eerst morgen aan je ontbyt, hoe verdrietig ik ben over je... verdriet. Als of je dit wat helpen zou!
| |
| |
Ik heb dus te veel den professer uitgehangen! Daarop komt de zaak neer! Als m'n opmerkingen je élan knakten, is 't zeker dat ik verkeerd deed, niet alleen uit 'n oogpunt van vriendschap, maar ook in verband met kunst. Want kunst heeft élan noodig. En die had je!
Eigenlyk zou ik je moeten spreken! Schryven is gebrekkig. Ook weet ik nog niet juist wat ik schryven moet. Dat ik bedroefd ben, je verdriet gedaan te hebben, helpt niet veel.
En - afgescheiden van de hoofdzaak - 't is zeer wel mogelyk dat ik geinfluenceerd ben geworden door by omstandigheden. Ik vereer je optreden (zoo wel in je schryven als op 't tooneel) als 'n heldendaad. Wat ge doet, zag men in 't Buitenland zelden of nooit, en in Holland nooit. Welnu, tóch is er iets in, dat me hindert. Ik analyseer m'n aandoeningen en vind in my 'n element van... hollandisme, gecompliceerd met iets anders waarschynlyk. Een oude styve fatsoenlyke tante van je keurt natuurlyk je ‘excentriciteiten’ af, niet waar? Ik nu, geef die tante (zoo veel lager staande dan jy) ongelyk, en juich toe wat je durft doen. Maar zie, toch blykt er iets in my te zyn van die tante, want... ook ik voel tegenzin in 't besef dat ieder je te zien krijgt, te beoordeelen, te verscheuren, of al ware het, je te applaudisseeren! Nog altyd ben ik verstoord op dien v... G... die je by je naam noemde! Gister by 't lezen van dat vuile blaadje (dat Mimi je zond) kookte het me, dat zoo'n ellendeling zoo familiaar over je spreekt. Hy havende je niet, o neen, integendeel! Maar dit was me gelyk. In vond het profanatie dat zoo'n vent zich 't air geeft je te willen waarschuwen, beschermen etc.
Sprak nu misschien een zoodanig gevoel van jalouzie mee in m'n professeren? Dit kan wel zyn! In onze aandoeningen is altyd iets gemengds (Idee I) Ik ben zeer... menschelyk, d.i. ik voel allerlei aandoeningen die 't menschje maken, mooie en leelyke, en wel dikwyls de tegenstrydigste te gelyk. Werd misschien 't besef u schuldig te zyn wat ik voor waar hield, eenigszins verdraaid door den tegenzin in je aanraking met... iedereen? Al ligt hierin iets dat van hartelykheid getuigt, toch zou 't niet schoon zyn! Vooral daar ik redeneerende, je handelingen goedkeur, en je moed bewonder. Indien ik gezag over je had, zou ik - even als je papa - dat gezag terstond opgeven, wetende dat je verdient en behoort op jezelf te staan. Alle inmenging in je handelingen werkt storend. Ei, dus ook m'n vertoogjes over kunst? Misschien wel. Je bezit de hoofdzaak, d.i. hart! Ik deed dus verkeerd je
| |
| |
te schoolmeesteren, want - al ware 't dat m'n inzichten juist waren - jy bent jy!
Hoor eens, lieve, beste, hartelyke meid, ik verzoek je my niet te straffen door je ontmoediging! Wees nu edelmoedig en maak dat je je zelfvertrouwen terug krygt. Ja, tracht verwaand te worden? Ik, professer, heb zelf gezegd dat ‘verwaandheid’ een der onontbeerlykste ingredients is, om wat voort te brengen. (Ik weet het by ondervinding) wie 10 voet ver wil springen, moet zich verbeelden dat-i sterk genoeg is voor 20. 'n Mensch is 'n vreemd wezen! En om je 'n blyk te geven van hartelykheid, wil ik je biechten wat er nog meer in je brief was dat me aandeed, neen, wat me op byzondere wys aandeed. Gut, zoo gek! Je verdriet had (ook) iets dat me, hoe zal ik zeggen, dat me genoegen deed!
Let op: ook, want de hoofdindruk was smart. Kyk, ik zag iets in je, dat zachter was, elastischer... vrouwelyker! Wel weet ik dat je fyn voelt, doch ik weet dit maar, omdat ik analyseer, dissequeer, anatomiseer. Je eigenaardigheid is: forsch te schynen. (Niet uit huichelary, godbewaar-me!)
Maar je gevoeligheid in dit briefje bewyst dat je prikkelbaarder en leidzamer (niet lydzamer!) bent dan je soms schynt, en al betreur ik nu dat ik schuld heb aan 't verstoren van je stemming, toch is daarin iets dat my aantrekt. Voor 't eerst voelde ik aandrang je een kus te geven! Ja, dit is zoo. Ik had je vergeving willen vragen, met 'n soort van blydschap dat ik vergeving van je noodig had! Maar denk nu niet dat dit hoofdzaak in my is. Hoofdzaak is dat ik verdriet voel je bedroefd te hebben. Daar ben je te edel, te flink, te achtenswaardig toe.
Ik zei aan Mimi: ‘Maar... waarom nu zoo verdrietig, nu? Ook haar vorige begon met ‘décourageante Mul,’ maar toch was haar toon niet zoo gedécourageerd. Mimi zei dat ze 't wel begreep. ‘Wel, zoo iets wurmt en wroet in iemands hart. Ze is verdrietiger dan toen ze pas je brief las, omdat ze opmerkte dat ze 'n beetje geknakt was in zelfvertrouwen. Dat zou jou ook zoo gebeuren.’ enz.
Nu ja, dát kan wel zyn. Het verergeren van je stemming kan, byv. niet veroorzaakt zyn door dat berichtje over Vorstenschool en kwestie over droit d'auteur.
Ziehier wat daarvan is. De Geyter te Antwerpen ('n beste ronde kerel!) schreef me den...
Nu, ik kan z'n brief niet vinden. 't Was onlangs by gelegenheid der
| |
| |
invitatie voor 't rederykersfeest: ‘Dezen winter zal men uw Vorstenschool hier (te Antw.) opvoeren. Maar... ik vrees, ik vrees...’
Dit deelde ik mee aan Funke. Hy heeft het in 't Nieuws laten zetten (zonder de ‘vrees’) En hieruit schynt het overgenomen te zyn in andere couranten.
Van permissie vragen aan den auteur is geen spraak. Of er spraak zal zyn van Droit d'auteur weet ik niet. Ik gis dat de Geyter uit eigen beweging dit voor my vorderen zal, of: vorderen zou, indien ik dit niet afkommandeerde.
Afkommandeeren enz., zou ik zeker gedaan hebben, wanneer ik nu dezen brief van u niet had ontvangen.
Ik meende dat 'n hollandsch auteur, God en Publiek moest danken, als men wel zoo goed wou zijn naar z'n werk te komen kyken. Ik meende dat men van industrieele theater-directien niet eischen kon, dat ze iets betaalden, wat ze uit het Buitenland gratis kunnen krygen. Ik meende dat hollandsche auteurs de verspreiding van hun eigen werk zouden belemmeren, als ze 't vertoonen van hun drama's belastten met honorarium. etc. etc.
(Maar eilieve, hoe zou ik A. & v. O. op kosten durven jagen, zy die zonder kosten niet eens kennis droegen van 't bestaan der Vorstenschool? De onbekendheid van m'n stuk, juist by hen wier Vak mee bracht het wél te kennen, pleit dan toch waarlyk niet voor de gewildheid van 't artikel!
Wanneer, kort na de verschyning, de lezers, 't Publiek, hun deur bestormd had met geroep: ‘Vorstenschool! Vorstenschool!’ zou m'n stuk uit 'n industrieel oogpunt hun iets waard zyn geweest, en dán ook zou ik recht gehad hebben iets van de winst te eischen. Nu echter Publiek niet op 't spelen van dat stuk heeft aangedrongen, nu er bleek dat het niet gewild is op de markt, zie ik niet in waarom de ‘handelaars in effekt’ geld zouden geven voor 'n ‘flauw artikel’ (beursterm!)
Lieve, de vraag is niet of Vorstenschool al dan niet 'n goed stuk is? De vraag is of A. & v. O. daarmee beter zaken zouden maken dan met 'n vertaald stuk van Scribe of Benedik! (In m'n vorigen schreef ik ‘Benedek’. Heel mal! Dat was de naam van den Oostenrykschen Generaal in 66.
Welnu, uw brief veroorzaakt 'n verandering in m'n inzichten daaromtrent. Ik ben zoo vry u te benoemen tot m'n gemachtigde by A.
| |
| |
& v. O., en alsjeblieft ook te Antwerpen. Ik sta u zonder réserve de bevoegdheid af om in die zaken te beslissen. Wat gy goedvindt zal ik onbeperkt approbeeren. Met A. & v. O. zyt ge vanzelf in aanraking, en ge kunt spreken als machthebbende. Eisch of verwerp, beding of doe afstand, precies zoo als je goeddunkt. Ik zal alles zeer goed vinden. Dit geeft u de vryheid om myn relatie met de directie (n?) in te richten de concert met uw eigen streven, dat toch eigenlyk alleen schynt neer te komen op myn belang en niet eens op 't uwe, want over droit d'auteur van E.H.i.I. spreek je niet eens! 't Is net of ik maar geholpen moet worden, ik alleen! Je bent 'n hartelyke, beste, beste meid!
En de relatie met Antwerpen? Mag ik je in aanraking brengen met De Geyter? Hy is 'n beste, ronde, fideele, eenvoudige kerel! (Eenvoudig, in goeden zin) Mag ik hèm schryven dat-i de Antwerpsche Directie naar u verwyst? Dat je myn onbepaalde gemachtigde bent? Ik denk dat het je in je aanraking met A. & v. O. zekere kracht geven zal wanneer je, zonder ruggespraak met my, kunt spreken alsof de zaak jezelve aangaat. Zeg hun maar dat ze jou hebben te beschouwen als de auteur. Misschien ook schikt het je in de onderhandeling de généreuse te spelen en (naar bevind van zaken) te zeggen: ‘ik geef 't je voor niemendal!’ Ik zal alles goedvinden, óók zelfs als je geld eischt. Hm! Als nu een stuk van Scribe oplevert: f1000 p. week, en de Vorstenschool maar f999, hoe kunnen ze dan my honoreeren?
Dat dit 'n ellendige hollandsche toestand is, doet niets ter zake. Dit kunnen A. & v. O. niet helpen. Sérieus, geloof jy dat myn stuk hun Publiek bezorgt, meer dan 'n vreemd stuk? Uw H. i. Indië is heel wat anders! Daarheen zal alles stroomen om... M.K. te zien, g.v.d.!
Ja, wat al kwaejongens zullen je lorgneeren! 't Is afschuwelyk! Dat het u niet deert, is waar. Je staat inderdaad boven zulke dingen. En ik keur goed dat je-'r niet om geeft, heel goed! Maar tóch doet het me zeer. En die vuile couranten! Ieder neemt je naam in den mond, alsof 't publiek domein was! Zou je wel gelooven dat ik 't voor mezelf nog altyd stuitend vind, dat ieder me leest? Ik heb nog altyd daaromtrent den indruk als in den Havelaar I, 121. Die is nóg niet uitgesleten. Begryp nu hoe ik te worstelen heb met den tegenzin u in zulke grove aanrakingen te zien komen. Maar, ik erken dat het 'n verkeerde indruk is. Uw flinkheid op dit punt staat hooger.
Mimi is even uitgegaan. Schoon ze je gister schreef, zal ze zeker hier wel 'n groetje by willen zetten. Ze heeft zich je verdriet zeer aange- | |
| |
trokken, en... ik geloof dat ze by 't woord: ‘décourageante Mul!’ zal gefluisterd hebben: ‘Ja, juist!’ want zeker beweert ze dat ik ook háár décourageer! Och, 't is zoo verdrietig voor me! 't Is om gedécourageerd te worden in 't décourageeren!
Toe, zeg me nu of je in-zake (rechts-jargon) in-zake droit-d'auteur, m'n gemachtigde wilt zyn? Dan zal ik noch weigeren noch aannemen, zonder je consent. Geloof me, dat het me zeer zwaar drukken zou, je in 't minst gecontrarieerd te hebben. Ik neem je klacht daarover niet licht op, en hoop 't nooit weer te doen, want daartoe ben je te goed.
Dag beste, beste Mina, wees allerhartelykst van me gegroet, en geloof dat ik met eerbied voor je karakter en je gaven je oprechte vriend ben.
Dek.
Je portret hangt boven M's tafel, en we drinken altyd uit je kopjes. Mies is met géén van je portretten tevreden. En ik eigenlyk ook niet. Dat stilstaan in de trekken is storend voor iemand die zielegeschiedenis zoekt te lezen.
Och, leg je nu dapper toe op je eigen Louise, en vergeet alle découragementen. Ik verlang naar November.
Zeg, 't zal goed zyn, dat je je vóór November met niets bemoeit dan met je eigen Louise. Anders zouden je indrukken in de war raken. Bovendien, 't is nog de vraag of de heele Vorstenschool wel gespeeld wordt! Je kunt zeker zyn, dat er van velerlei kant zal gewerkt worden om Alb. en V.O. te déconseilleeren! Dit spreekt!
En, áls 't gespeeld werd, áls je je eigen Louise naar je zin hebt opgevoerd, zal ik me onthouden van wyzigheid. Zie, ik zou dan alleen algemeene wenken geven voor de mise en scène, 't ‘rechts’ ‘links’ ‘midden’ enz. der tooneelen. Niet voor u, maar voor 't ensemble. Byv. Schukenscheuer pincé, lorgnon, styf gefriseerd, faemeus knevel-draaien etc. etc.
't Is me zéér begrypelyk dat elke les - ook 'n goede - je verlammen zou. En als nu m'n lessen niet goed zyn, - wat ook mogelyk is - dan is 't nog erger. Ja, ga je eigen gang, meid! Ik hoop nooit weer zoo pedant tegen je te wezen.
Schryf je terstond 'n woordje? Anders kryg je van my 'n brief, met ‘Décourageante Mina!’
Ik wil je niet verliezen, voor geen 100,000 wyshedens.
Vergeet nu niet, dat ik noch met A. & v. O. noch met het Antwerpsch
| |
| |
tooneel in de minste relatie ben geweest. De kwestie over droit-d'auteur bevindt zich dus op 'n geheel schoon terrein. Ge kunt er op planten wat u behaagt.
Och, eigenlyk is 't aandoenlyk, daar je toch de heele zaak slechts wou dóórzetten in myn belang! Ja, dit is treffend. En 't zou wel ondankbaar wezen, je niet te laten begaan!
Ik verlang nu erg naar 'n opgeruimden brief van je, toe!
Beste Mientje, heeft de Dek 't goed gemaakt? Ja? Hij mág je niet ontmoedigen, net andersom, zelfvertrouwen is 't halve werk, neen, 't heele. Hij weet dat zoo goed, die Dek! Ja, toe, schrijf gauw een woordje dat je 't hem vergeeft en dat de indruk is uitgewischt. 't Zou zoo zonde zijn, neen, 't is zonde. Ik zend je een kus, beste liefste Mina. Ik heb dezen van Dek gelezen. Ja, ja, z'n preeken was 'n beetje ouderwetsch en 'n beetje... mannelijk vooral. Nu houdt hij nog meer van je dan daarvoor, laat dat het eenige uitwerksel zijn van z'n preeken! Ik weet wel dat je forschheid en moed opwinding is, en animo en leven en vuur en gloed - alles, maar geen onvrouwelijkheid. - Dag beste liefste Mina, zend hem gauw een woordje. Hij had werkelijk zoo'n leed van z'n wijshedens.
Mimi.
|
|