welwillenden de vraag hadden moeten stellen: ‘zyn die verklaringen van den Controleur echt of valsch?’
(Lees (....) na S.V.P. in verband met de laatste abschnitte van den Havelaar, en vraag, of er ruimte overblyft voor twyfel?
Ge begrypt dat ik die beantwoording van den Controleur nog altyd heb. Wonder genoeg: want herhaaldelyk was ik zonder andere bezitting dan 'n pakje onder den arm.-
Toen er onder 't Ministerie V.Z. Schimm-Hasselman kwestie van was de Kamer te ontbinden - ik schreef u reeds daarover - zei my Hasselman eens:
- ... maar dát begryp ik niet van je, dat je niet myn rapport van den toestand in 't Lebaksche hebt gepubliceerd! Je hebt by lange na 't ergste niet genoemd. 't Was me-'n--'n boeltje.
Ik begreep hem niet, omdat ik me niet herinnerde dat hy zelf een myner voorgangers te Lebak was geweest.
- Welzeker! Ik zat telkens uittekyken of je myn rapport niet publiceerde Daar stond méér in, dát verzeker ik je!
Een oogenblik later over Brest van Kempen sprekende (Slymering):
- Ja, dat die 'r geen end aan maken zou, was te begrypen. Je weet toch dat-i onder den Regent zat? De regent leverde hem meiden. (Stipt letterlyk!)-
Dit werd door den Minister van Kolonien aan Havelaar gezegd, of door den heer Hasselman, hoe wilt ge? 't Viel voor op 't Departement, in 't Kabinet van den Minister, maar de toon was fideel. (Dit blykt nog-al, niet waar?)
Juist die fideliteit zou me weerhouden hebben te zeggen: ‘geef me dat op schrift’ of: ‘ik houd je aan dat woord.’ Hasselman praatte losweg, en inofficieel. 't Is de vraag of ik loyaal gedaan had, z'n woorden te maken tot punt van uitgang myner eischen om recht. Doch ik dacht er niet aan, en heb geen verdienste van m'n discretie. Want de heele aanraking met Hasselman tendeerde op 'n groote verandering waarmee myn herstel zou samengaan. Ik had dus geen reden op dat oogenblik werk te maken van myn belang. Er wás bepaald dat my recht zou gedaan worden, en 't kwam dus niet meer te-pas getuigen interoepen... ditmaal den Minister van Kolonien zelf!-
Hoe nu zoo'n Hasselman berusten kon en kan in de wyze waarop ik behandeld word, is... geen raadsel. Hy is gewis geen slecht mensch, doch als de meesten lauw en half.-