Volledige werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874
(1984)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 440]
| ||||||||
De laatste woorden staan op blz. 4 rechts in de marge. te wreken over Vrye Studie: Van Vloten had op 23 oktober 1868 te Delft gesproken over vrije studie; Multatuli had deze avond bijgewoond en sprak op 20 november 1868 voor dezelfde studenten over hetzelfde onderwerp beter. Zie V.W. XIII, blz. 161, 187, 198 en 227-229.
Wiesbaden 3 Maart 1874 Waarde funke, Reeds drie dagen heb ik uwen brief van 27 febr. op m'n schryftafel liggen! Dat edelmoedig voorstel heeft aandoeningen van zoo velerlei aard in my opgewekt dat ik er mee bezet ben. De eerste indruk was en blyft natuurlyk dankbare erkenning van uw hartelyke welwillendheid. Maar, kerel, ik ben te arm om voor de toekomst te zorgen! Pynlyk is het, en ik klaag daarover dan ook dikwyls, vooral omdat het my belemmert in m'n werk, iets dat ik nooit voldoende aan iemand heb kunnen uitleggen. Des-noods (en niet altyd zelfs) begrypt men dat ik niet werken kan als ik geen eten heb. Maar niemand vat hoe ellendig 't op m'n fantasie werkt, als ik my moet inlaten met burgerlyke berekeningen. Voor 'n reisje dat f50 kosten moet, en daarvoor behoorlyk te doen is in de 1e klas, heb ik (3e klas reizende, by preferentie)... méér noodig. Ik wou zeggen: zóóveel, maar t is niet te bepalen. Het zorg-dragen om uittekomen, breekt m'n gedachten, en... 't gebeurt soms dat er voor my ekonomie ligt in laisser aller. Ook m'n indrukken zyn geld waard (anders verkocht ge myn Ideën niet) en 't kibbelen over 'n gulden, kan me 10 gl kosten aan geldwaardige uiting. Hierin alleen ligt het verschynsel dat door burgerluî (naar den geest) verkwisting zou genoemd worden, want eigenlyk ben ik zuinig in m'n uitgaven omdat m'n behoeften zoo eenvoudig zyn. Om één voorbeeld te geven, ik heb 'n jaar of vier geleefd zonder winterjas, en 't is à contrecoeur dat ik onlangs een heb laten maken. Welnu, by den zachten winter dien we hadden, zie ik 't ding telkens met wrevel aan, en ben kwaad over de f40 die 't kost. Te arm om voor de toekomst te zorgen? Verbeelje, ik mag geen boeken meer bestellen! Zoo als gewoonlyk by zulke dingen is de rekening van verleden jaar hooger opgeloopen dan ik dacht, en dus moet ik me voornemen die weelde afteschaffen. (Om oprecht te zyn, moet ik u verzekeren dat dit my minder treft, dan over 't algemeen van 'n schryver zou verwacht worden. Slechts zelden doet 'n boek my goed. Alleen oude dingen, en schryvery die my persoonlyk aangaat, byv. 'n recensie.) | ||||||||
[pagina 441]
| ||||||||
Myn hoofdbezitting - de eenige - is myn stemming. Die hangt voor 'n groot deel van 't dagelyksche af, voor zoo ver Mimi dat niet van my kan afweren. Want dit doet ze dikwyls. Soms onderschept ze brieven die ze nadeelig voor my rekent. Waar ik 't nu-en-dan bemerkte, zei ik er niets van. Zy, wetende dat ik 't bemerk, zei ook niets. Maar de meeste dingen laten zich niet achterhouden. Myn welbegrepen voordeel is dat ik die zoo glad mogelyk kan afdoen, en - hoe gek het klinkt - zelfs in 't belang der mynen is dit méér waard dan 't ontvangen van 'n (betrekkelyk) kleine som na myn dood. Nog altyd is er kans op relief van m'n toestand vis-à-vis Nederland. Zelfs is dit waarschynlyk. Er broeien veel dingen waar de pers niet van weet. (Onze kranten vertellen of Mr die by Master die - engelschen of franschen altyd - gedineerd heeft, en wat daar achter zitten zou! De intellectueele beweging in Holland zelf gaan ze voorby, misschien wel omdat dit eigen opmerking en eigen redaktie vorderen zou!) Hoe dit zy, ik ben in myn kring de hoofdpersoon, en niet myn vrouw en kinderen noch Mimi. (Zy allen zyn dit volkomen met my eens, en altyd eens geweest!) Hun aller belang is dat ik my roeren kan, dat myn arbeid glad gaat. Juist onder het verwringen van deze waarheid hebben zy en ik veel geleden. Telkens beproefde men (daarmee is van Vloten begonnen, en wel om zich te wreken over Vrye Studie! - telkens zocht men in zorg voor vrouw en kinderen een wapen tegen my, alsof ik 'n slecht man en vader was. Eilieve, wat had publiek met m'n gezin te maken? Ik had al of niet aanspraken. Zoo ja, men had ze moeten laten gelden. Zoo neen, dan hadden ook m'n vrouw en kinderen niet het minste recht op sympathie. Maar deze beschouwing gaat geheel en al buiten uw vriendelyk voorstel om. Uwe bedoeling is zeker lief en goed, vooral daar ge als rechtmatig eigenaar van m'n verschenen werken (nu slechts op die na welke by Waltman verschenen) my niets schuldig zyt. Blykt u evenwel dat het debiet hooger is dan volgens uw schatting overeenkomt met het betaald honorarium, welnu laat my dan voor 'n deel mee genieten van dat meeloopen, altyd onder de erkenning van myn zy dat ge hiertoe geenszins verplicht zyt. Ik zal 't inderdaad best kunnen gebruiken, want ik zit op hooge lasten, erg! Geef niet toe in ordinaire beschouwingen als, byv: dat ik uit egoïsme meer belang stel in myn oogenblikkelyk welzyn, dan in de toekomst | ||||||||
[pagina 442]
| ||||||||
der mynen. Juist myn welvaren is hun belang. Dit weten zy allen, en zy zouden precies antwoorden als ik. Maar ze zouden 't doen met minder weerzin, omdat hun afwyzend advies naar edelmoedigheid gelyken zou, en myn verzoek naar eigenbaat. Welnu, noch 't een, noch 't ander is het geval. Ik zeg eenvoudig wat me voorkomt waar te zyn.-
Heelemaal afgescheiden van deze zaak (geloof me!) vraag ik u: hoe 't gaat met Woutertje? Ik vraag dit alleen als litterateur om peiling te nemen. Ik richt me niet naar Publiek, maar wél is 't noodzakelyk voor me iets te weten van de ontvangst. Ik wou zoo graag iets hooren van den indruk die 't streng realisme van bundel VI gemaakt heeft. Hoewel nu de Tydschriften nog altyd zwygen, zult gy wel wat gehoord hebben, of bemerkt althans. Zoo ja, deel me dat mee. Weldra zal de uitgestrooide vertelling ophouden - zoo denk ik! - dat juist of alléén ‘die Havelaar zoo mooi is.’ Ook dit is 'n wapen tegen my. Ik heb veel geschreven dat meer beteekent dan de Havelaar, en waarschynlyk beleef ik nog dat men dit inziet. (Ik dacht dit gister nog by 't korrigeeren van vel 6 bundel VII. Die beschryving van den Jodenhoek is goed.) Maar of ik 't al dan niet beleef, zéker zullen de Ideën later m'n hoofdwerk zyn. Als ik eigenaar was leverde ik ál m'n werk - 'n beetje anders gearrangeerd - in den Ideen-vorm. Niets dan dat! Alzoo vertel my eens hoe die bundel VI gaat? En of-i vorige bundels meetrekt? Nog-eens, ik vraag dit alleen in-verband met de schryvery, en niet om de geldvraag. Dit is de zuivere waarheid.- Mimi verzocht me gister al u om geld te schryven. Maar ik was jarig en wy hielden feest. (Nogal treurig, want naast ons in de kamer ligt 'n zieke die weldra sterven zal. En ik kreeg geschenken! Ziehier (van diversen)
| ||||||||
[pagina 443]
| ||||||||
Och, alles even kinderlyk! Ik was aangedaan. En ik had lust... in lust tot pretmaken. Maar 't ging niet. Enfin, een-en-ander belette my (plus de moeite om U zuiver te antwoorden op uw edelmoedig voorstel) u reeds gister te schryven. En ook eergister liep ik te peinzen. Misschien had ik nog langer uitgesteld als ik niet vragen moest naar remise. Ik maak de voorrede (of narede) voor den herdruk later. Wees zeer hartelyk gegroet van tav DD
Ik weet niet wat ge aan Mimi hebt geschreven. Ze doet alles op haar eigen houtje, zeer goed! Maar adresseer niet: Mlle Sch. Adresseer maar altyd aan my. Zy toch maakt al m'n br. open, en geeft my alleen die welke ik lezen moet. |
|