‘Mijnheer wordt verbannen, omdat hij te goed is voor den geringen man.’ Dat woord teekent onze huichelarij.
6o. Mijne langdurige verblinding zou pleiten tegen mijne stelling, dat men Indië moet kennen door aanschouwing om er over te oordeelen.
Gij verliest uit het oog, dat ik van 1846-1860 slechts te kiezen had tusschen de partijzieke organen der ‘liberalen’ en die der behoudslui. Maar sinds 1860 kan men ook Multatuli lezen. Ik werd bedrogen door de woorden, de frases, der eersten. En ik verander niet licht van overtuiging. Mij dunkt, dit pleit voor innigheid, vastheid. Maar wie zich voortaan laat beet nemen door onze liberale kranten, tijdschriften en parlementaire redevoeringen, kan minder verschoonende omstandigheden aanvoeren dan ik.
Ik zal niet langer met u twisten. Wij leven in verschillende omgeving. Gij zijt ambtenaar, ik niet meer. Gij bewoont Nederland, ik heb het sinds meer dan zes jaren verlaten. In mijne omstandigheden zoudt ge misschien oordeelen gelijk ik.
Toon nu ook eens uwen ‘waarheidszin’ door onaangename dingen te zeggen aan de heeren van de Putte, Loudon en van Rees, die er meer stof toe leveren dan Multatuli en ik, wier levensverbittering het ijverigst streven uwer Regeering is. Doet gij dit niet, zoo verraadt gij in edelmoedigheid vrij wat meer te zijn achteruitgegaan dan ik in liberalisme.
Wilt ge u los maken van den invloed der omgeving, denk dan eens na over de wijze, waarop in godsdienstige en wijsgeerige geschriften geoordeeld wordt over rijkdom en rijkaards, en vergelijk ze met de loftuitingen op onze nog levende rijkworders. Ga ook eens in de geschiedenis de door den tijdgenoot gevelde, maar door den nazaat herziene vonnissen na, b.v. over Mirabeau en Necker.
Vergelijk met hen Multatuli en Thorbecke. Herinner u het door dezen beaamde woord: ‘Er is verrotting, in den Staat,’ en het woord van Juvenalis: ‘In een tijd van verrotting is het ambtelooze leven de post der eer’.
Vergelijk dan uw hardnekkig blijven in dienst van den roofstaat tusschen Oostfriesland en de Schelde, ondanks uw recht op pensioen, met Multatuli's ‘vrijwillig’ heengaan.
Spreek daarna nimmer meer in het openbaar over waarheidszin, verplichting jegens het geachte publiek, eerlijkheid, gemoedelijkheid,