hemel! neen, gij zijt goed en zij gevoelt dit, haar bewondering zal haar grooter, en beter, en krachtiger maken tot... enfin, à vous le cauchemar!
Ga mij niet van zedepreekachtigheid verdenken s.v.p., want de woorden deugd en zonde enz. zijn niets dan klanken voor mij, er zijn deugden die ik uitlach en zonden waarvoor ik eerbied heb, maar er zijn toestanden die niet houdbaar zijn, en de grootste edelmoedigheid kan niet beletten dat een weldaad gevolgd wordt door een ramp die er uit voortspruit.
Hoe komt het dat gij zoo weinig krijgt voor uw werk? Ik had in Holland gehoord dat gij de eenige schrijver waart die fl. 80 tot 100 per vel kon krijgen, en dat vond ik nog niet veel voor vijf uitgaven. Och, zet uw uitgevers eens wat beter af, gij kunt nu zóó veel, gij staat zóó vast, wreek de arme stumperts toch, die altijd dupe zijn van de bloedzuigersnatuur der uitgevers, en zich niet verdedigen kunnen, omdat zij nog geen réputatie hebben of geen fortuin genoeg om voor een réputatie te werken. Als gij uwe manuscripten slechts voor één enkele uitgave verhuurdet, in plaats van ze pour tout de bon te verkoopen, zoudt gij, dunkt mij, meer van uw werk maken, en 't bovendien nog vrij houden voor later, zoo niet voor u zelven, dan toch voor uwe kinderen.
Gij vraagt mij welke afleveringen van den 6den bundel ik heb; één en twee hebt gij mij gezonden, en drie is verdwaald. Uwe overige werken heb ik allen, sommigen zelfs dubbel en drievoudig voor de logeerpartijen bij de goede vrienden.
Ik heb nog geen hinder van uw rook gehad, die weet zeker wel que je ne l'aime pas, en komt daarom niet mee naar Brussel; rook dus gerust als gij mij schrijft, de sigaren van zoo verre rieken niet scherp genoeg om een onsentimenteel mensch van mijn soort te hinderen, en buitendien, al kwam de rook ook mee, dan zou ik nog zeggen: rook maar, ne vous gênez pas!
Daar is een mannetje om mij te spreken, een baryton die met mij zingen wil, overal; enfin, ik heb geen tijd om te zingen, ik moet naaien voor Italië enz. enz.
Ontvang enz.
Mina Krüseman.