als knapkoek. ‘Wat de man eigenlyk gezegd heeft, weet ik niet, maar... hij haalde stuart mill aan, 't zal dus wel goed geweest zyn!’ Ziet men niet in, hoe de leegste koppen zich op die wys frauduleus meester maken van de consideratie die 'n ander toekomt? En... dat juist dit aanhalen op-zichzelf, byna altyd 'n testimonium paupertatis is?
Wat my betreft, ik moet te hard werken voor m'n brood, om nog te kunnen lezen ook. Tot-nog-toe niet den minsten mangel aan denkbeelden ontwarende, voel ik geen behoefte iets aan Mr. mill ter-leen te vragen. Ik kan in alle oprechtheid verzekeren dat ik moeite heb m'n eigen gedachten behoorlyk te logeeren, en dus geen ruimte heb voor de kinderen der hersens van 'n ander. Zoodra 't noodig wordt, zal ik aan 't adopteeren gaan, misschien bij dien mill.
Zéér hoog staat hy, volgens de waarschynlykheids-rekening, niet. Want hy maakt opgang in Holland, en wel in gezelschap van de zeer talryke verwanten van Mr. Chose, Herr Garnichts en What'syourname Esq.
Dat by-eensprokkelen van vreemde wysheid is, ook van 'n laag standpunt bezien - van 't industriëele - zeer hard voor 'n eerlyk concurrent, die ter-goeder-trouw zich afslooft om eigen werk te leveren. Hoe, ik getroost my de smart die van bevruchting, dracht en baring onafscheidelyk is, en de nababbelaars van Mr. Doyouknowhim laten zich, ten-mynen-koste, in geld, vereering en invloed de nooit uitgeschoten kraamkosten vergoeden? Dit is zeer onbillyk, Nederlanders!
Ten-aanzien van dit onderwerp beroep ik my zoowel op Idee 30, als op de eerste hoofdstukken van ‘Specialiteiten’ en op 'n twintigtal boutades, die hier-en-daar in m'n Ideën verspreid liggen.
Och, of al m'n lezers Leeraren in de wiskunde waren, hoe gaarne zou ik hun scholier zyn! Een eerst gevolg daarvan zou wezen, dat ik beter schreef. Nu word ik zoo vaak gehinderd door de verlammende gedachte: ‘Ze’ begrypen het toch niet!’ 'n citaat van stuart mill... parle-moi de ça!
Den heer versluys m'n dankbare groet! Tot vriendschappelyk weerzien alzoo... neen, dít nog: wil ZED. de goedheid hebben, 't woordje ‘toch,’ waarmee de laatste zinsnede van z'n stuk aanvangt, eenigszins toe-te-lichten? Waarlyk, ‘ze’ begrypen het niet! Zeer weinigen zullen ook de waarde vatten van den zin die de vierde alinea