Volledige werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874
(1984)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdGemoedelijkheid.In Nederland meesmuilen de lieden, wanneer zij hooren verhalen, dat aan de spoorweg-stations hier te lande, komt op het laatste oogenblik nog een passagier aangeloopen of gereden en is de locomotief reeds in beweging, bevel tot stilstaan gegeven wordt. ‘Fluit nog eens even’, zegt de stationschef tot den kondukteur, die zich haast, het kleine instrument aan den mond te brengen. De trein staat stil, de inmiddels aangekomen reiziger stapt in, en: ‘Nu maar voor goed!’ beveelt de stationschef. Doch hoe moet men in Nederlandsch Indie over de Nederlanders denken, wanneer men dezen in hunne dagbladen en hunne tijdschriften over de Atsjinsche expeditie hoort redeneren? De oorlog is geregtvaardigd; de oorlog is niet geregtvaardigd: de oorlog is populair, de oorlog is niet populair; de oorlog verdient geprezen, de oorlog verdient gelaakt te worden. Zoo volgen de oordeelvellingen elkander op; en terwijl hier alles in gereedheid wordt gebragt om den | |
[pagina 143]
| |
strijd voort te zetten, bespreekt men daarginds in vollen ernst de vraag, of het niet goed zou zijn, zoo vooraf aan de volksopinie gelegenheid geschonken werd zich te vormen? De kroon aan die bijzondere manier van oorlogvoeren is Multatuli komen opzetten in het pas verschenen 4de stuk van den 5den Bundel zijner Ideën, waar hij zegt: De oorlogsverklaring is 'n sedert lang gepremediteerd schelmstuk. Het zou naïf wezen dit te betoogen en te bewyzen. Ik weet immers by ervaring dat de Natie genoegen neemt met schelmery, mits 't maar wat geeft! Dit laatste nu is in de zaak met Atjin wel zeer te betwyfelen, maar men meent het toch. Ik voorzie het tegendeel. Men begrypt dat ik m'n kennis van Indische Zaken niet put uit de Nota's van den industriëel van de Putte. noch uit de ‘krygsgeschiedenissen’ van 'n generaal die in de verte het gebruik der wapenen aanpryst tot behoud van zedelyk overwicht, en die by 't naderen van 'n vyand in de buurt, dat zedelyk overwicht schynt te zoeken in 't houden van verhandelingen over de vraag: òf er verdediging mogelyk is? ‘Fluit gij ook eens even’, schijnt een ander stationschef, Multatuli voor een ander kondukteur aanziend, dezen in bedenking gegeven te hebben; en Multatuli, die scheller fluiten kan dan al de anderen te zamen, heeft aan het verzoek voldaan. De wereld weet nu, waar zij zich aan te houden heeft en dat de reputatie, welke de Nederlanders zich gemaakt hebben, hun regtens toekomt. De oorlogsverklaring aan Atsjin een sedert lang gepremediteerd schelmstuk, - gemoedelijker kan het niet. |
|