Volledige werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874
(1984)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
Sumatra's westkust.Padang, 9 Augustus 1873. Ons artikel: Multatuli en de oorlog tegen Atchin, wat den Gouverneur van Sumatra's Westkust als hoogst strafbaar voorkwam, heeft de aandacht getrokken van den Redakteur der Java-Bode. Na onze beschouwingen gedeeltelijk te hebben overgenomen en aangeprezen, besluit hij met een kleine rektifikatie omtrent den schuldige aan de oorlogsverklaring tegen onzen Atchineeschen nabuur. Niemand, zegt hij, is schuldig dan de onderzeesche telegraaf. Men heeft gedacht en gehandeld met de snelheid der elektriciteit. Toegestaan, maar de rampzalige gevolgen daarvan zullen intusschen lang gevoeld worden. Wie ook de schuldige zij, 't is te betreuren, dat door de onbesuisdheid van een enkelen millioenen schats wordt verspild, duizende menschenlevens verwoest, groote rampen over vele volken gedurende vele jaren gebracht worden, terwijl de man, die tegen dit alles 't eerst en 't krachtigst waarschuwde, en de opvolging van wiens raad alles had kunnen voorkomen, in den vreemde broodsgebrek lijden moet. Als er meer rechtsgevoel en leven in onze natie was, zou zij daartegen met kracht opkomen. Een volk, dat zulk onrecht verdragen kan, schijnt zijn val nabij; en een volk, dat wegens gebrek aan rechtsgevoel en leven valt, valt voor altijd, zonder hoop op herstel.
Dertig ingezetenen van deze plaats hebben zich blijkens hun eigen verklaring tot een ‘voorloopig komité’ vereenigd, met het doel om bij genoegzame deelname een feest te geven ter eere van de officieren der van hier naar Atchin vertrekkende brigade. Ofschoon het erkend moet worden, dat bij het ondernemen eener tweede expeditie naar Atchin, na al het ondervonden leed van den eersten tocht, ernst en kalmte beter zouden voegen dan een kunstmatig opgewekte feestvreugde, en alhoewel wij tegen den oorlog van Atchin blijven gekant, toch willen wij het groote en kostbare middel daartoe - het leger! - een blijk van onze oprechte belangstelling niet onthouden. Wij ondersteunen dus het plan van ons ‘voorlopig komité,’ wat er ook op zijn recht van bestaan en samenstelling te zeggen moge zijn. Maar - geen zaak moet ten halve gedaan worden; indien ze goed is, doe ze flink, is ze dat niet, laat haar dan liever ongedaan. Waarom moet aan de officieren van het oprukkend | |
[pagina 124]
| |
legergedeelte een feest aangeboden worden, en waarom aan de onderofficieren en soldaten niet? Hebben ook dezen geen aanspraak op onze sympathie? Genoeg. Men herstelle deze fout op de vergadering van a.s. dinsdag. In het gemis aan fondsen is gemakkelijk te voorzien: men stelle zich door middel van sub-kommissiën in gemeenschap met de hoofdplaatsen van Java, en men geve daar zoowel als hier aan ieder de gelegenheid om ook voor de geringste bijdrage in te schrijven; want ieder, hij zij een voor- of tegenstander van den tegenwoordigen oorlog, zal willen deelnemen aan een poging ter vereering van moed en zelfverloochening, deugden die in het Indisch leger zoo karig betaald worden, omdat ze daarin zoo algemeen zijn. Langs dien weg zal men de beschikking krijgen over voldoende middelen voor een waardig afscheidsfeest, waarover de geheele brigade en ieder naar zijn stand kan tevreden zijn. |
|