waart. Het is waar dat ook ik voor zeker soort van uitingen behoefte hebben zou aan 'n andere (d.i. snellere) publicatie. Er zyn dingen die ‘krantachtiger’ meer ‘op den dag’ moeten behandeld worden. Maar dit kan immers nu niet worden ingevoerd, nu ik de Woutergeschiedenis wil afhandelen?
Hieruit zou nu schynbaar voortvloeien dat ik zei: ‘laat me eerst dát afdoen, en dán 'n verandering!’ Maar hierdoor zou ik me ánders binden dan door 't laatste woord van bundel V. Wat ik dáár zei, meende ik, doch 't moet aan my blyven, als ik daartoe door de houding van Publiek, of zekere gebeurtenissen, genoodzaakt werd of zelfs maar genoopt, op-eenmaal overtespringen op 'n ander onderwerp. Juist in die vryheid zit de waarde van m'n arbeid.
Of nu menschen die van te naby zien dit niet pleizierig vinden, kan my geen reden zyn, m'n fabrieksmerk te bederven. Doch bovendien, 't is geen zaak van keus of voorkeur. Ik kán niet anders werken. Herhaaldelyk heb ik op die onbekwaamheid gewezen. (in 216 & 399 byv.) Indien ik me in 't voortbrengen myner denkbeelden naar anderen schikte, welnu, dan zou ik 'n ander zyn! En zy die aanmerkingen hebben, laat ze hún arbeid toonen!
Te gebruiken, te bewerken, te buigen of te veranderen, ben ik niet. Ware dit het geval geweest dan zou ik millionair en minister zyn, of iets meer. Zonder die volstrekte onmacht om me in m'n denkbeelden door iets anders te laten leiden dan door den eisch van die denkbeelden zelf, zou ik thans nog, even goed als vroeger, kans zien om in ordinairen zin te parveniëeren. De slimmigheidjes van 'n F. v.d. Putte staan wel beneden m'n karakter, maar waarlyk niet boven m'n begrip. Meent men dit? Het zou komiek zyn!
Te gebruiken is m'n... talent (?) niet. Ikzelf heb er geen zeggen over. 't Is als de Paus: zóó zyn of niet zyn!
Om rechtvaardig te wezen, ook omtrent myzelf, moet ik hier by zeggen dat ik in alle byzaken byna onbegrensd inschikkelyk ben, want voor hoofdigheid heeft m'n gemoed den tyd niet. Eten, drinken, kleeden, slapen, uitgaan, thuisblyven - alles doe ik gemakshalve op kommando van den eersten den besten die de goedheid heeft me iets te zeggen. Als M. me niet waarschuwt m'n haar te kammen of te laten snyden, blyft het ongekamd of ongesneden. Maar des te stipter ben ik op 't handhaven myner inzichten in hoofdzaken. Indien dááraan iets te veranderen ware, geloof me, dan zou 't sedert lang ge-