terug te geven. - ‘Ja, zeide hij al zou ik dat nu wel willen, dan zou misschien m'nheer Lutjes er tegen zijn. - De heer Lutjes was lid van de rekenkamer en ging door voor zeer streng. Maar D. zegt hij een liberaal mensch was. D. hield wel van hem. - Nu in z'n droom ging Dek dan naar L. hij zeide hem weer hij juist van plan was te gaan werken als een bliksem - Gister heeft hij in z'n Ideen B IV Vosmaer 'n tikje gegeven voor de aanmerking op navel. Naar aanleiding van wat hij daar zegt dacht hij nu in z'n droom dat bliksem geen fijn woord was, maar hij excuseerde het, en zeide ‘als 'n bliksem daar meen ik mee, wezenlijk zoo snel als de bliksem gaat. - Nu Lutjes liet zich van nacht verbidden. Maar zeide hij tegen D. ‘dan moet je niet meer zoo veel omgaan met dien Buijs en z'n vrouw, dat is niet goed. Wat 't bijwerken betreft, dat hoeft niet meer, dat is al gedaan. Daarna ging D. de uitslag aan Coorengel vertellen, en, zeide hij ‘die trok 'n ontevreden gezicht, toen ik zeide dat L. zoo vriendelijk was geweest. Dat zou in de werkelijkheid ook zoo geweest zijn. Hij kon Lutjes niet verdragen, en die was toch 'n goed mensch.-
Gister middag hadden wij kopij verzonden tot en met die no dat sluit dat hij een verhaal wil doen over van Soesten. Toen ik dat nr de post ging brengen zeide hij hij wat op de bank wilde gaan liggen ‘want ik ben moe in m'n hoofd, niet juist van 't vele werken, maar wel om de draad vast te houden.’ Nu dat laat zich denken, en hij heeft niets liggen, al z'n kopij gaat aanstonds weg. Er zijn heel wat draden saamtevatten eer hij deze bundel sluiten kan.