[20 maart 1872
Brief van Multatuli aan Utrechts Studentendispuut]
*20 maart 1872
Brief van Multatuli aan het bestuur van het Utrechtse Studentendispuut πάντα. Afschrift van onbekende hand. (M.M.)
bij die gelegenheid: 24 januari 1864; zie V.W. XI, blz. 436 en 442.
Wiesbaden, 20 Maart 1872.
Weledele Heer!
Ik bedank de Heeren van πάντα wel zeer voor de vriendelyke uitnoodiging, maar kan waarlyk niet! Het doet my leed, maar 't is zoo. Om U te overtuigen dat myne beleefde weigering een gevolg is van force majeure, wil ik hier in 'n paar woorden de redenen meedeelen. Ik heb 't zeer druk, en moet hard werken. Daar is geen genade voor. Doch zie, ik beweer dat ik wel drie of vier dagen - langer zou 'n reize naar Utrecht my niet ophouden - missen kan, vooral omdat het bezoek te Utrecht me een aangename uitspanning wezen zou, iets waaraan ik eigenlyk wel 'n beetje behoefte heb. Dát is't dus niet. Maar ik weet by ondervinding, hoe moeielyk ik dan later weer aan 't werk kom. Ik hang geheel van m'n indrukken af. Zoodra die van soort, gehalte of richting veranderd zyn, heb ik een drommelsche moeite ze weer te regelen, en dat moet toch, als men iets wil voortbrengen. 't Is niet goed dat men my dwingt schryver te zyn. De uitslag zal wezen dat ik myzelf tot 'n ambachtsman maak. En ik, die juist zoo'n hekel heb aan 't métier!
Apropos, of niet àpropos, ik weet niet hoe oud student ge zyt, en of ge dus herinnering hebt van de opvoering van 'n tooneelstuk uit m'n jeugd. Ook by die gelegenheid ben ik door de jongelui, - als later door πάντα - zeer vriendelyk behandeld, waarvoor ik nog altyd een dankbaar gevoel heb. Wat ik U over die ‘Bruid daarboven’ zeggen