afleiden niet baatte beproefde ik het tegendeel. Ik wil werken, dacht ik dan en moordde my af om wat voorttebrengen maar telkens vloog ik in woede op, daar alles my herinnerde aan 't gebeurde. Ik heb myn kinderen voor altyd verloren - maar dit is alles niet!-
In't kort, de oorzaak waarom ik niet schreef was dat ik my inspande voor myn pligt. Ik moet!
Gy zyt de eenige niet die my om antw. op brieven vraagt! Ik kan niet! In m'n Ideën zeg ik ergens: ik ben als iemand die zwemt, en geen adem heeft om te antwoorden aan wien van den wal af een praatje met hem maken’ of zoo iets.
Gy nu staat niet op den wal, gy ligt zelf te water, maar dit helpt my niet! Integendeel. 't Besef dat ik ook U zoo gaarne helpen wou, maakt myn toestand des te erger.
Ik gis dat v. Helden u binnen weinig dagen vel 16-20 Ideën zenden zal. Dat is kopy van god weet hoe lang geleden. Het staakte toen by hém en de drukkery. Nu dringt hy aan op voortgaan en - 't lukt niet. Ik voel dat myn arbeid slecht wordt, en dat hy de blyken dragen zal van de smart waaronder ik gebukt ga. Ik verscheur dan ook 10 maal 't weinige dat ik voortbreng.
En toch moet het!
Elken dag begin ik met de hoop dat ik eindelyk weer op streek zal komen, maar te vergeefs.
Toch moet ik 't dáárop aanleggen, - wat anders? Er zou me niets overblyven dan in 't water te springen.-
En gy nu die aandringt op antwoord! Ik heb u immers 100 maal gezegd: als ik niet schryf, is 't een teeken dat ik aan 't wurmen ben! Geloof toch dat ik by 't minste vleugje van hoop, haast maak iets van myn betere stemming meetedeelen. Dat is my een genoegen. En omgekeerd verzwaart het myn leed als ik uit smart zwygende, nog tot spreken of schryven gedrongen word.
Als ik wat opknap zal ik 't u dadelyk meedeelen. Geheel word ik nooit weder wat ik was. Die schelmen hebben my vermoord.
Hartelyk gegroet van Uwen vriend
Douwes Dekker
Dat gy my schryft, doet me genoegen. Doe het. Ik leg voor twee brieven port opzy - frankeer niet. Dank voor Asmodee. Over de Vletter en Commune te Parys heeft hy gelyk.