te maken, en tot nu toe kan men zich over hun werk niet verheugen, aangezien de Franschen en de Spanjaarden nog altoos even woelziek zijn.
Zou hunne zedeleer, hun onderwijs misschien niet geschikt zijn, om de volkeren tot deugdzame menschen op te leiden?
Zulks is te veronderstellen, want anders ware het volk zoo ondeugend niet, anders ware Europa reeds sedert lang eene enkele groote Republiek.
Het Fransche volk heeft reeds tweemaal te vergeefs gepoogd de Republiek te stichten: het heeft dus tweemaal te vergeefs gepoogd om deugdzaam te worden.
En wie heeft het steeds ontmoet als zijne ergste tegenstrevers?
De klerikalen, die aan de koningsgezinden (de ondeugenden) de hand reikten om het volk te beletten deugdzaam te worden.
Thans doet het eene derde poging, en het ontmoet nogmaals dezelfde tegenstrevers.
De klerikalen en de koningsgezinden willen dus niet dat het volk deugdzaam worde.
Waarom?
Alleenlijk omdat de klerikalen en de koningsgezinden op de ondeugden des volks speculeeren, om hunne heerschappij staande te houden.
Een ondeugend volk is een dom, ijdel, waanzinnig, wulpsch en fanatiek volk, dat noch rechten noch plichten kent, die enkel met zijne woeste en buitensporige driften maar nimmer met de gezonde rede te rade gaat.
Een deugdzaam volk is een vrij, verlicht, zedelijk en degelijk volk, dat zijne rechten kent en zijne plichten betracht, zoowel jegens zijne medemenschen als jegens den Staat, en zich door niemand laat onderdrukken, hetzij wereldlijke, hetzij geestelijke overheden.
De eerste soort van volkeren treft men aan in de landen, waar klerikalen de overhand hebben, het licht onder den domper stellen en met de verdrukkers samen spannen, om de volksontvoogding tegen te werken, zooals in Spanje en in Frankrijk.
Elke poging tot ontvoogding zal in die landen vergezeld gaan met afgrijselijke moordtooneelen, schrikkelijke wraaknemingen en vernielingen, al naar mate het ongelukkig volk min of meer verdrukt en in domheid gehouden wordt.