[9 februari 1871
Brief van Potgieter aan Van Vloten]
9 februari 1871
Brief van E.J. Potgieter aan J. van Vloten. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (Athenaeumbibliotheek Deventer; fotokopie M.M.)
De laatste alinea's, die geen betrekking meer hebben op Multatuli of Tine, zijn niet opgenomen.
Het uiterst moeilijke handschrift maakte het soms nodig uit het zinsverband af te leiden welk woord er kan zijn bedoeld.
il ne faut pas mettre enz.: men moet z'n vinger niet steken tussen boom en schors, zich niet bemoeien met zaken van man en vrouw (fr.) a fur et mesure: au fur et à mesure, al naarmate (fr.)
Amst.r 9 Feb. 1871
Amicissime!
Ook ons heeft het leed gedaan, Maandagavond het genoegen van Uw bezoek te hebben gemist. Wel zeker zou dan Mev. D.D. ter sprake zijn gekomen. Ik had mij innig voorgenomen bij de eerste gelegenheid de beste in te halen wat ik ten gevolge van te druk praten vreesde al een paar malen te hebben verzuimd.
Immers deelde ik U bij ons jongste zamen zijn niet mede, meen ik, dat eenige uitdrukkingen in Mev. Ds laatsten brief eenen onaangenamen indruk bij mij achterlieten? Ik durf me nauwelijks vleijen dit te hebben gedaan daar ik er mij zelf de portee weer van ontgaf. Ziehier wat ze mij 23 Decr jl. uit Padua schreef:
‘Dekker heeft mij geschreven dat men hem zoo veel onregt aandoet, nu, dat moet ik beamen, maar Dekker kan zich niet verplaatsen in de wezenlijke wereld. Ik heb hem gevraagd mij stil te laten begaan, en te blijven zorgen dat ik mij een positie verschaf, ik geloof 't mijn pligt is hoe hard het mij valt U te verzoeken mij steeds de behulpzame hand te willen bieden, zoo als U bewezen hebt te willen doen.’
Vanhier begint het vreemde.
‘Was ik alleen ik nam geene andere hulp aan dan die mij in staat stelde met hem zamen te zijn maar de kinderen wil ik geen gebrek zien lijden. Dekker zal zeer ontevreden op mij zijn, maar ik moet dat dragen. Ik wil mijzelven eene positie verschaffen, en wat ook gebeure moge, ik wijk daarvan niet af. Ontzeg mij Uwe hulp niet.’
Daarvan was immers geen sprake geweest.
‘Mijn hart breekt me als ik aan zijn lot denk, wat heeft hij alles opgeofferd en men heeft hem geen regt gedaan. Geen wonder dat hij bitter is.’