weten wij te eeren, wanneer de strijd met eerlijke wapenen gevoerd wordt en de vijand zich als fatsoenlijk man gedraagt. Maar voor zulke taal is in ons blad geen plaats.
Het Noorden schijnt begrepen te hebben, dat wij Multatuli's artikel bij eenige achting voor ons zelf onmogelijk konden opnemen. ‘Op uitdrukkelijk verzoek van den heer Douwes Dekker’ nam het zijn stuk op. Die uitdrukking gelijkt wel wat op een excuus. - Misschien was het voor het Noorden moeielijk een artikel van zijnen medewerker te weigeren, hoedanig de inhoud er van wezen mocht.
Tegenover de wijze, waarop het Noorden deze zaak behandelt, steekt die van het Vaderland niet weinig af.
Dat blad schijnt gretig iedere gelegenheid aan te grijpen, om de N. Rott. Ct. onaangenaamheden te zeggen en in een ongunstig daglicht te stellen. Ons kan dat pogen slechts vermaken, en wij wenschen het Vaderland slechts dit toe, dat het zijne gelegenheden beter kiest. ‘Aan het orgaan (?) dat hem aangevallen had, richtte Multatuli zijn verdediging, maar de N. Rott. Ct. weigerde het op te nemen,’ zoo mag het Vaderland schrijven, - niemand zal toestemmen dat men schimpscheuten en beleedigingen in het blad-zelf, waartegen zij gericht zijn, moet opnemen, omdat de schrijver ze een repliek gelieft te noemen. Er zijn nog andere dagbladen, aan welke de auteur die liefelijkheden kan zenden, b.v. aan het Vaderland, dat van insinuaties en grofheden tegen een ander dagblad niet afkeerig schijnt te zijn. Maar, zegt dat blad, ‘is het antwoord van Multatuli niet beleefd: men moge vragen of de methode, volgens welke het blad zijn boekje had bestreden, wel humaan was.’ Zeker niet, wanneer de voorstelling, welke het Vaderland van die bestrijding geeft, de ware was. Wij zouden volgens deze in het stukje waarmede wij ons van het boekje hebben ‘afgemaakt’, slechts eenige bezwaren tegen den persoon des schr.'s in het midden hebben gebracht, waarvan de voornaamste was, dat hij van politieke denkwijze veranderde, en van die verandering geen behoorlijke reden zou hebben gegeven. Eene voorstelling, geheel in strijd met strekking en woord.
Het lezen van Multatuli's laatste brochure versterkte ons in de overtuiging, eensdeels dat hij de hoedanigheden van een politicus mist, geen politiek denker mag heeten, - reden waarom wij ons met hem niet in een strijd over politiek begaven -; anderdeels, dat het ontzaglijk jammer is, dat zoo groote talenten besteed worden aan pamflet-