verdrietige omstandigheden die ik nu voorbyga, neem ik de vryheid UWEDGeb. te verzoeken de in dat blad omschreven relatie met myne Echtgenoot en kinderen wel te willen afbreken.
Ik ben de natuurlyke verzorger van myn gezin, en schoot in myne verpligtingen als zoodanig nooit tekort, dan waar het my door nederlandsche machinatiën onmogelyk werd gemaakt.
Geheel buiten Uwe schuld natuurlyk, en zelfs buiten Uw weten, deed ik sedert langen tyd de ervaring op, dat de nadeelen die Uwe welwillende bemoeienis my - en dus ook de mynen - veroorzaakte, het nut daarvan verre te boven gaan. Uit pligtbesef smoorde ik dien indruk zoo lang het mogt en kon. Ik wilde den toestand der mynen niet verzwaren door de mededeeling wat my, en dus ook hun, de nederlandsche ‘weldadigheid’ kostte. Maar, nogëens, dat kan ook UWEDG niet bekend zyn.
Eerst dezer dagen heb ik myne vrouw ingelicht.
Om slechts ééne zaak aanteroeren, dat stuk in den Arnhemmer kost my aan ergernis en discrediet meer dan het duizendvoudige der daarin zoo zonderling besproken assistentie.
Er bestaan evenwel nog andere redenen die my, na overleg met myne Echtgenoot, nopen aan zulk een onzuiveren staat van zaken een einde te maken.
Wie belang stelt in myn gezin, en daarover inlichting verlangt, wende zich tot my. Ik vermeen, met uitsluiting van alle anderen, tot het geven daarvan in-staat en bevoegd te zyn, en tevens tot beoordeeling wie met den toestand der mynen iets heeft uittestaan.
Na zeer beleefde groete heb ik de eer met de meeste hoogachting te zyn
UWEDGeb Dienstwillige Dienaar
Douwes Dekker
Ik houd my overtuigd dat UWEDG, het in dezen brief geuit verzoek volkomen zoudt billyken, indien ik U alle daarmede in verband staande byzonderheden mogt mededeelen. Maar dat is te omslagtig.