[23 december 1870
Brief van Tine aan Potgieter]
23 december 1870
Brief van Tine aan E.J. Potgieter. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven en als vouwbrief verzonden of mogelijk daar zowel frankering als stempels ontbreken, met iemand meegegeven. Op het middengedeelte van blz. 4 het adres: WelEdele Heer
E.J. Potgieter
Amsterdam.
Padua 23 December 1870
Waarde Heer Potgieter
Hartelijken dank voor de mij gezondene honderd fr. Zij kwamen mij zoo goed te pas daar Eduard de aanstaande week naar Milaan vertrekt, hij is geplaatst in den handel bij de Heeren Carcano en Guerrini (om te leeren maar ik twijfel niet of hij zal spoedig op de hoogte zijn wat te verdienen. ik moet nog geheel in zijne behoeften voorzien ik denk dat hij s'maands 60 fr noodig zal hebben. - dat ik hem missen moet valt me zwaar maar hij zelf is vol moed en goeden wil, het is een jongen die zich door ieder bemind maakt door zijn gelukkig karakter.
Nonni gaat school en leert voorbeeldig Ik zelve moet steeds strijden tegen pligt en gevoel. Dekker heeft mij geschreven dat men hem zoo veel onregt aandoet, nu dat weet ik trouwens maar Dekker kan zich niet verplaatsen in de wezentlijke wereld. Ik heb hem gevraagd mij stil te laten begaan, en te blijven zorgen dat ik mij eene positie verschaf, ik geloof t'mijn pligt is hoe hard t' mij valle U te verzoeken mij steeds de hulpzame hand te bieden zoo als u bewezen hebt te willen doen. Was ik alléén, ik nam geen andere hulp aan dan die mij in staat stelde met hem zamen te zijn, maar de kinderen wil ik geen gebrek zien lijden.
Dekker zal zeer ontevreden over mij zijn maar ik moet dat dragen. ik wil mijzelve eene positie verschaffen en wat er ook gebeuren moge ik wijk daar niet van af. Ontzeg mij uwe hulp niet.
Mijn hart breekt me als ik aan zijn lot denk, wat heeft hij alles opgeofferd en men heeft hem geen regt gedaan geen wonder hij nu bitter is
Ik heb hier al connecties aangeknoopt, en ik heb nu drie lessen in de andere maand zal ik nog les geven op een school over eenige maanden zal ik me zelve wel kunnen redden t is nu nog heel moeijelijk. Waarde Heer Potgieter denkt niet dat ik Dekker afval, hij heeft ons zeer lief en t smart mij, niet te handelen zoo als hij t wenschte t'was