[22 december 1870
Brief van Multatuli aan Roorda van Eysinga]
*22 december 1870
Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga. (Roorda, blz. 6-7). Zaanlandsche Courant: zie 26 november.
't geld der v. Lenneps: de opbrengst van de geveilde auteursrechten; zie 1 november en 20 december.
coup de jarnac: verraderlijke stoot fr.)
Chresos: Minnebrieven, tweede sprookje; zie V.W. II, blz. 104.
vertrapte kapel: Idee 261; zie V.W. II, blz. 463.
pag. 82 van de laatste Ideën: het slot van Idee 633; zie V.W. IV, blz. 383.
22 dec. 1870.
Waarde Roorda. Deze brief bleef liggen omdat ik geen postzegel had. En een vorige ook. Dien heb ik verscheurd. Hy was te duidelyk. Wees ook voorzigtig met dezen. Liever had ik u gesproken. Ik ben byna blind.
Sedert dien twaalfden is my weer veel leeds wedervaren. Zie in voce: ‘Vrienden’ en Prof. Kern. Ik gis dat ge er op gelet hebt. In de Zaanlandsche Courant zegt die man: ‘Het voornemen der Commissie is niet den heer D.D. een werklooze toekomst te verschaffen.’ Heb ik zoo'n platitude verdiend?
Ik ben bezig met onderzoek of die anderen 't met hem eens zyn? Zoo ja, dan begrypt ge wat ik doe. Wil jy en attendant dien Kern op z'n plaats zetten? goed! Maar houd u voorloopig alsof ge niet gelooft dat de anderen 't met hem eens zyn. Laat hun de kans hem te désavoueren.
Myne vrouw zal eerstdaags van Vloten afdanken.
Dat storten van 't geld der v. Lenneps in handen van die Commissie is een coup de jarnac. Maar spreek daarover niet. Ik zal 't doen. Gy