[10 november 1870
Brief van Multatuli aan Van Helden]
*10 november 1870
Brief van Multatuli aan C. van Helden. Memoriaal, blz. 9-10. (M.M.) Handschrift van Mimi, de laatste twee zinnen van Multatuli zelf.
Woensdag 10 Nov. 1870
Van Helden, Voor ruim veertien dagen schreeft ge my een en ander waarop ik nu niet antwoord. Ik heb te weinig baat gevonden by myn schryven aan U, om my daarmede verder te vermoeien.
Als gy de tallooze machtelooze brieven die ik u sedert 19 Augustus zond, inziet, zult gy erkennen dat ik lang genoeg poogde de zaak aan den gang te houden.
Het is dan ook waarlyk uwe schuld niet, dat ik niet omgekomen ben. Te lang vertrouwd hebbende op uwe expresse beloften, mogt en kon ik niet tydig naar andere middelen omzien. Gy hebt het daardoor zoover gebragt dat ik wekenlang of betrekkelyk gebrek of letterlyk honger leed.
Enfin, gy wist dit. Ik schreef het U herhaaldelyk en gy hebt daarin berust. Gy weet dat ik myn hemden heb moeten verkoopen voor een stuk brood-
Dat ge in uwen laatsten brief nog het woord ‘stand onzer rekening’ noemt - al zegt ge er by daarvan niet te willen spreken! - gaat myn begrip te boven.
Maar - nu gy 't woord genoemd hebt, is my niets liever dan daarop terugtekomen. Nu vraag ik aan U: hoe de stand onzer rekening is, na alles wat ik door uwe schuld heb geleden gederfd, verwaarloosd? Na de schade die ik lyd door de compromittante staking van myn werk? (Ik moet U de opmerking maken dat ik van geen enkel persoon aan wien gy my schryft de opgegeven present-exemplaren verzonden te hebben, daarvan mededeeling ontving. Van iets als aankondiging van myn werk in Courant of Tydschrift schynt heelemaal geen spraak te zyn. Alles valt in een put! Ik geloof niet dat ooit een schryver onder zúlke conditien gearbeid heeft! Ik verzoek u dat te noteren by den ‘Stand onzer rekening!’)
Maar - ik laat nu dat alles daar. In uw laatsten brief beloofdet gy, als