publiek dat ding vóórweende? Mélancholie de métier, anders niet. Er was vraag naar die waar, en de kunstemaker leverde wat gevraagd werd. Bah!
Ik loog, ja! Want hoe gepast verrukt ook over de schoone verzen, gluurde ik met begeerigen blik schuins uit naar de helling van den Blinkert, die met hare 45o zoo verleidelijk noodigde tot afrollen. En we rolden er nu en dan af, dat is waar. Maar met mate, en niet te kort vóór of na Vader Krummacher, om onze ouwe-mannetjes-stichting niet te bederven.
Nog eens, hij, Abraham, was oprecht. Hij meende ter goeder trouw, dat er voedsel zat in 't schuim waaraan wij lekten. Maar ik wist beter en durfde 't niet zeggen, noch aan hem, noch aan mij zelf. Ik vreesde te zeer dat het aan m'n maag haperde, en schaamde mij over de gezondheid die ik, al te zedig, voor ziekte hield.
Hij wist reeds in die dagen met de meest mogelijke zekerheid, alles wat sedert eeuwen ondoorgrondelijk bleef, en steeds blijven zal, voor eerlijke, nuchtere, wijsheidszoekers van zesmaal zijnen ouderdom. En wetende is hij gestorven, vóór de tijd aanbrak, waarop hij misschien zou geraakt zijn tot de overtuiging dat z'n eerste weten ijdel was. Den strijd, eerst tegen den twijfel, later ten gevolge van twijfel, heeft hij nooit gestreden.
Hij geloofde en stierf slechts.
Ik bleef leven om te kampen.
Bij z'n overgang van wieg tot kinderkamer, vond hij alle waarheden pasklaar op 'n stapeltje bijeengelegd, en hij heeft het daarmeê uitgehouden tot z'n einde toe.
Ook hij maakte verzen, en schoone als hij wilde. Een staal? Ziehier, en proef er uit hoe de Krummachersche zekerweterij daarin voorheerscht.
Maar zie er ook z'n hartelijkheid in, schoon ik erken dat verzen weinig waarde hebben op dit stuk. Ik zou dan ook op z'n vriendschap weinig staat hebben gemaakt, als ze zich nooit anders dan in rijm geopenbaard had. Ze was innig.
Neem van mijn vriendenhand deez' onbesmette bladen.
Die regelen stonden namelijk in een album dat hij mij ten geschenke gaf.