Volledige werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871
(1982)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdEen streek van Douwes Dekker.Multatuli, naar ik verneem, is met pak en zak uit den Haag vertrokken zonder zijn huishuur te betalen. Is dit waar, dan kan ik slechts betreuren, dat zulk een geest zóó weinig eergevoel heeft! 't Is dan een gemeenheid te meer van dien enormen kop. Maar laat ons niet stilstaan bij gemeenheden, neen, sporen we er de oorzaken van op. Is onze regeering voor niets in de streken van Multatuli? Zou hij zóó handelen, had hij - gelijk velen! - eene hoogere positie in de maatschappij dan hem toekomt, of eenvoudig de ware positie die beantwoordt aan zijn talent? Is een land niet eenigzins aansprakelijk voor de fouten van zijne | |
[pagina 150]
| |
genies, zoolang deze genies niet behoorlijk geappreciëerd worden? Dit is zeker: in de laatste jaren heeft Multatuli die positie niet gehad. Ellendige middelmatigheden loopen met ridderkruizen, zijn lid van de Academie, van geleerde genootschappen. Prullen van kerels zonder hoofd noch hart worden onderhouden op staatskosten d.i. op kosten van burgers, die hen verachten. En Multatuli... de oorspronkelijkste, de talentvolste van onzen schrijvers. ‘Maar Multatuli is een schoelje,’ zal men zeggen. Ridderkruizen en lidmaatschappen - zoo luidt mijn antwoord - zijn geen certificaten van ‘goed gedrag’ maar van talent. Althans voor anderen schijnen ze dat niet te zijn!! Waarom dan wél voor Multatuli? Meet niet met tweeërlei maat, landgenooten. Ik weet wel dat het heel onbeschaamd is, meer talent te hebben dan Gij. 'k Weet ook dat gijlieden allen heele brave menschen zijt, dat ge nooit een glaasjen te veel drinkt, nooit kwaad spreekt, al uw geld onder de armen verdeelt en liever van honger sterft, dan ooit een leugen te spreken. 'k Heb dit sedert jaren dagelijks kunnen zien. Maar dunkt mij, voor lieden die zoo hoog in moraliteit staat als gij, moet het ligt vallen de stem der jaloerschheid eenigzins te smoren. Wie weet of Multatuli niet - zoo mogelijk - even braaf als gij zijn zou, was hij een van die onbeduidende wezens - er zijn er velen - die zich met behulp van een loozen titel de ‘band’ met toebehooren van ‘eene goede partij’ hebben verworven. Wat zoudt ge hem dan niet vergeven! Een woord tot slot: Wilt ge dat Multatuli geen kwaad meer doe, leidt hem niet in verzoeking. Of verheugt ge u misschien in elk protest, om te doen uitkomen hoeveel beter gij zijt dan hij. F.A.H. |
|