Men zwygt: leve van Lier!
Men neemt zelfs de moeite niet, iets te vragen.
Men stelt zich niet eens bloot aan antwoorden zooals vL. zich van U op den hals haalde.
Nog eens: leve van Lier! -
Nu iets anders.
De dagbladen (o.a. de Nieuwe Rotterdammer van 13 dezer) bevatten mededeelingen uit Indische Couranten, waaruit blykt dat de Knevelary in het Bantamsche - speciaal ook in het regentschap Lebak waarover ik in 1856 het bestuur had - eene bekende zaak is. Men noemt het ‘een Augiasstal, die zuivering noodig heeft’. De regering schynt hiervan zóó overtuigd, dat ze den laatstbenoemden resident den specialen last schynt opgedragen te hebben in dien stal den Hercules te spelen.
Ik stel u voor, U Sentot, de vraag te behandelen: hoe dat klopt met de afkeuring die by Kabinetsbrief van den Gouverneur-Generaal (zie Havelaar pag. zooveel) aan Havelaar ten deel viel?
Al wat er gekneveld is na februari 56, komt voor rekening van Duymaer van Twist, dunkt me.
Toch zit die ellendeling rustig op z'n buitenplaats en de natie duldt het!
En men luistert naar hem als-i spreekt in de 1e Kamer!
Dat noem ik verrotting in den Staat! -
Ikzelf ben moê en misselyk van demonstreren. Misschien hebt gy er lust in die zaak eens te behandelen. Het thema is schoon en eenvoudig, en het kon z'n nut hebben die zaak eens ernstig op het tapyt te brengen.
Hartelyk gegroet
DouwesDekker