Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVergadering van Zondag 10 October 1869.Een buitengewoon druk bezoek - zoodat de zaal nauwelijks de menigte kon bevatten - opgeluisterd door de tegenwoordigheid van tal van dames, kenmerkte deze vergadering. En geen wonder! Multatuli had een spreekbeurt toegezegd, die hij heden zou vervullen. Ten 10 ure trad de spreker de vergaderzaal binnen en begaf hij zich onmiddellijk onder de luide bijvalsbetuigingen der aanwezigen op het spreekgestoelte. Spreker begon met te betuigen, dat hij zich gelukkig achtte, andermaal in deze Vereeniging te kunnen optreden; zijns ondanks had dit eerst heden kunnen geschieden. Met het doel der Vereeniging verklaart hij zeer ingenomen te zijn, van daar dat hij er zich zoo recht te huis gevoelt; immers de werkkring der Vereeniging bepaalt zich hoofdzakelijk tot het uitroeien van den geloofskanker, die aan de maatschappij knaagt, en waaruit alle andere maatschappelijke kwalen voortvloeien. Hij dankt voor het blijk van sympathie hem door de talrijke aanwezigen gegeven; ook verklaart hij niet ongevoelig te zijn voor de wijze, waarop hij op de eerste algemeene vergadering van Nederlandsche vrijdenkers, herdacht is; zulke betuigingen, zulke blijken, wegen op tegen veel miskenning, die ruimschoots zijn deel was geweest en nog is. Het heden te behandelen onderwerp zou zijn ‘vrije studie’. Dat nie- | |
[pagina 663]
| |
mand zich echter omtrent dien titel vergisse, en in de veronderstelling verkeere, dat een dergelijk onderwerp alleen voor zoogenaamd ‘studenten’ van eenig belang kon zijn. Neen, wij zijn alle studenten; van af onze wording tot aan onzen dood zijn wij studenten in den volsten zin van het woord. Onder ‘vrije studie’ verstaat spreker dan ook niets anders dan een onbelemmerd streven naar waarheid in stoffelijken zoowel als in zedelijken zin. Reeds van het oogenblik dat de nieuwe wereldburger het levenslicht aanschouwt, wordt hij door tal van professoren in zijn ‘vrije studie’ - in zijn lichamelijke ontwikkeling - belemmerd. Bakers en oppassters beijveren zich om het zeerst, den nieuwen aankomeling zijn vrije beweging te ontnemen, en hem te beletten zijne longen behoorlijk uittezetten, en hem door middel van wiegen reeds vroeg aan een soort van zeeziekte te gewennen. Wanneer een kind dan door allerlei dwang- en kunstmiddelen ‘zoet’ gemaakt, en als het ware tot een willeloos werktuig verkneed is, dan hoort men menige moeder vaak met de grootste zelfvoldoening uitroepen: ‘ik heb aan dat kind geen kind, zoo zoet is het!’ Alsof het grootste geluk van het zijn bestond in het nietzijn! Spreker behandelt dit onderwerp op de hem eigenaardige wijze verder, en verplaatst zijne hoorders in hunne verbeelding van de kinderkamer naar de school en het huiselijk leven. Door tal van voorbeelden, uit het leven gegrepen, wijst hij er op: hoe alles schijnt samentespannen, hoe alles een helsch verbond schijnt aangegaan te hebben, om het kind, den jongeling, in zijn ‘vrije studie’ te belemmeren, zijn ontwikkeling tegentegaan, en hem in het dwangbuis te knellen, dat hier den vorm van ‘geloof,’ dáár den vorm van het zoogenaamd ‘fatsoen’ aanneemt. Met bijtende satire, doorweefd met geestigen scherts, geesselt hij de ten opzichte van de opvoeding bestaande vooroordeelen, die zoowel in bakers als in hoogleeraren aan onze hoogescholen hunne ijverige verdedigers vinden. Meesterlijk en met levendige kleuren schetst hij den toestand van een knaap, wiens gezond verstand moet ‘gedresseerd’ worden, hoe dat gezond verstand herhaaldelijk met die dressuur in botsing komt. Een voordracht zoo vol afwisseling, zoo ernstige wenken, zoo vol van waarheden, die voor de hand liggen, maar door de meesten onopgemerkt blijven, geeft veel stof tot denken, en niet dan met een zekere inspanning, is het mogelijk den spreker te volgen en de rijk- | |
[pagina 664]
| |
heid zijner denkbeelden te bewonderen. Moeilijk is het dus daarvan een uitvoerig verslag te geven. In zijn voordracht liet Multatuli doorschemeren, dat deze voordracht bestemd was voor den derden bundel zijner Ideën. Wij mogen derhalve de hoop koesteren, dat zij in druk verschijnt, iets dat velen met ons vurig zullen wenschen. Onder daverende toejuichingen en dankbetuigingen verliet de gevierde spreker het spreekgestoelte, na alvorens de toezegging gedaan te hebben, dat hij spoedig aan de Vereeniging weer een bezoek hoopte te brengen. |
|