gemaakt worden in weerwil van de tegensparteling der vuilniskarlieden, die van de opbrengst van het kerkvuil een lucratief baantje geformeerd hebben, en de naam van den hercules is Multatuli! Dit is de sleutel van het raadsel waarom de redactie van het Huisgezin hem doopt met den naam van ‘den beruchten!’
‘De beruchte Douwes Dekker!’... zou de redactie van het Huisgezin mij een man kunnen aanwijzen, die in de schaduw van Multatuli kan staan? Zou die redactie een man kunnen noemen, die in zóó korten tijd zulk een grooten invloed heeft uitgeoefend op het gebied van ‘godsdienst’ of op dat van taal- en letterkunde of op dat van koloniën als Multatuli? Ik geloof het niet.
‘De beruchte!’ Zou hier geen nijd, geen wangunst, geen jaloezie onder schuilen?... Och het valt soms moeilijk als men de waarheid wil verbergen, dat men haar geheel en al verbergt, dat er nergens - al schuift men er nog zóó veel logens voor - dat er nergens een puntje van voor den dag komt. Zoo ook hier. De buste van dien ‘beruchten’ man ‘prijkte’...? ja, zóó staat er ‘prijkte’ boven de bestuurstafel! Die beruchtheid deed derhalve geen afbreuk aan den roem en glorie van Multatuli; de buste prijkte...
Natuurlijk die buste was voor mij een symbool van den Genius die ons den weg wees en voorging met den fakkel der wetenschap, om het geloof, het godsdienstige kerkvuil, op te vegen.