Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 3 October.In de eergisteren gehouden zitting der badensche Eerste Kamer is het ontwerp-adres van antwoord op de troonrede met 13 tegen 6 stemmen aangenomen. Daarin komt o.a. het volgende voor: ‘Van ganscher harte vereenigen wij ons met de vaderlandsche gedachte, die Uwe Koninklijke Hoogheid ook bij deze gelegenheid op nieuw als de drijfveer uwer staatkunde heeft doen kennen. Ook wij beschouwen de hervorming van Duitschland en allereerst de nationale vereeniging der zuidduitsche Staten met het Noordduitsch-Verbond als eene hoofdvoorwaarde voor de zekerheid dezer Staten, voor de wel- | |
[pagina 635]
| |
vaart van het geheele duitsche volk en voor de vreedzame ontwikkeling van Europa. Al is er ook sedert twee jaren geen beslissende stap in die rigting gedaan, toch is de behoefte aan die vereeniging intusschen toegenomen en hare noodzakelijkheid is in de staatkundig ontwikkelde kringen meer en meer duidelijk geworden.’ Een der zes leden, die tegen het adres gestemd hadden, de graaf von Berlichingen, verklaarde zich tegen de aansluiting aan het Noordduitsch-Verbond. Naar zijne meening, had de badensche Regering meer moeten trachten naar een verbond tusschen de zuidduitsche Staten onderling. In het Noordduitsch-Verbond zag die spreker slechts eene oplossing der overige Staten in Pruissen. De minister von Freydorf heeft daarop geantwoord, dat de graaf von Berlichingen spoedig stuiten zou op onoverkomelijke bezwaren, indien hij de statuten van een Zuidduitsch-Verbond zou willen ontwerpen, in plaats van zich te vergenoegen met een onbepaald en nevelachtig denkbeeld over dergelijk verbond. ‘De graaf von Berlichingen (zeide de minister) kan zich met onze wenschen niet vereenigen. Wanneer wij eenmaal besloten zullen zijn om tot het Noordduitsch-Verbond toetetreden en wij den tijd daartoe geschikt achten, dan is de weg, dien wij moeten inslaan, naauwkeurig afgebakend in artikel 79 der noordduitsche Verbondsacte. Wij hebben echter nimmer de aansluiting van Baden als de eenige wijze van oplossing der nationale kwestie voorgesteld, maar wij hebben altijd in het algemeen gesproken van eene nationale verbintenis van het zuiden met het noorden van Duitschland. Wat de dagbladen ook mogen vermeld hebben, wij hebben nog geene stappen gedaan om de aansluiting van Baden aan het Noordduitsch-Verbond tot stand te brengen.’ |
|