Van den Rijn, 31 Augustus.
Een berigtgever der Kölnische-Zeitung geeft eenige beschouwingen over de houding der pruissische Regering in de zaak van den ontworpen spoorweg over den St. Gotthard. In de maand Maart jl. had de noordduitsche gezant te Bern aan de zwitsersche Regering het verzoek gerigt om het initiatief in deze zaak te nemen en een plan te ontwerpen, 't welk tot basis zou kunnen dienen voor eene nadere onderhandeling. De zwitsersche Bondsraad had aan dat verzoek gevolg gegeven, en aan de Regeringen van Italie, van Baden en van Noord-Duitschland eene nota gezonden, in welke het technische en het financiële gedeelte van het ontwerp breedvoerig waren ontwikkeld. De betrokken Regeringen zouden eene conferentie te Bern houden, en terwijl Italie en Baden reeds sedert geruimen tijd een toestemmend antwoord hebben gezonden, wacht men nog altijd op een antwoord uit Berlijn. De berigtgever brengt in herinnering, dat er periculum in mora is, vooreerst omdat de concessie van onderscheidene zwitsersche kantons na betrekkelijk korte termijnen vervalt, indien het werk dan geen aanvang heeft genomen; in de tweede plaats, omdat in Zwitserland voor een bedrag van 32 millioen francs is geteekend, onder de voorwaarde, dat nog in den loop van dit jaar de subsidien zullen bepaald worden, die de verschillende Staten voor deze reusachtige onderneming zullen toestaan. Men vraagt zich af, of Pruissen het met zijne beloften wel ernstig heeft gemeend. In Frankrijk is men jegens de rigting over den St. Gotthard niet gunstig gezind; het zou daarom van dubbel belang zijn, dat men krachtig de handen ineensloeg om dit grootsche werk ten uitvoer te brengen.