| |
[21 juli 1869
Van den Rijn (LXXI)]
21 juli 1869
Bijdrage van Multatuli in de Opregte Maandagsche Haarlemsche Courant, no. 169. (Stadsbibliotheek Haarlem; fotokopie M.M.)
het aanstaande Concilie: de door Pius IX tegen 8 december 1869 in het Vaticaan bijeengeroepen algemene kerkvergadering.
polonismus: de Pools sprekende gewesten van het tsaristische Rusland waren grotendeels rooms-katholiek, maar hun geestelijken werden door de grieks-katholieke kerkelijke en politieke machthebbers systematisch in hun werk belemmerd.
| |
Van den Rijn, 19 Julij.
Een te Weenen gevestigd correspondent der Kölnische-Zeitung, aan wiens berigten deze blijkbaar gewigt hecht, schrijft, onder dagteekening van 15 Julij, aangaande het aanstaande Concilie te Rome het volgende: ‘Sedert mijne laatste berigten over de houding der mogendheden met opzigt tot het Concilie hebben zich veranderingen in den toestand opgedaan, die vermeld verdienen te worden. In de eerste plaats hebben de geruchten omtrent het verwijderen der fransche troepen uit Rome klaarblijkelijk eene groote en waarlijk niet ongegronde bezorgdheid verwekt. Daaraan moet het worden toegeschreven, dat de nuntius bij het Hof der Tuilerien, msgr. Chigi, plotseling den last heeft ontvangen, den Keizer medetedeelen, dat de Curie niet zou nalaten, eerlang de mogendheden uittenoodigen om zich door diplomaten in het Concilie te doen vertegenwoordigen. Het Vaticaan zal eene groote overwinning over zich zelf moeten
| |
| |
behalen om die concessie te doen. Men vreest toch voorzeker te Rome, dat uit die toetreding der diplomatie eene soort van Stenden-Conferentie zal kunnen ontstaan, welke, de besluiten van het Concilie op den voet volgende, tegen elk op staats-kerkelijk gebied tredend votum onmiddelijk een veto zou uitspreken en, om zoo te zeggen, het Concilie op heeter daad betrappen en onschadelijk maken zou. Evenwel beschouwt men die gebeurlijkheid, in vergelijking met een mogelijk prijs geven van Rome, als de kleinste ramp. Op Napoleon heeft de bedoelde mededeeling echter geen indruk gemaakt; hij volhardde in zijn stilzwijgen; hetwelk in de Rome toegedane kringen voortdurend nachtmerrien veroorzaakt. Wel is waar liet hij te Weenen, en vermoedelijk ook te Florence, vragen, wat men daar dacht te doen, ingeval zulk eene uitnoodiging ontvangen mogt worden; doch hij werd door het antwoord niet ontheven van den hem verleenden voorrang. Terwijl deze kwestie alzoo nog open blijft, doen vele kenteekenen vermoeden, dat de Keizer van Frankrijk het deelnemen aan het Concilie aan de bisschoppen, op hunne eigene verantwoordelijkheid, zal toestaan, met andere woorden, hen daaromtrent geheel vrij zal laten.
‘Intusschen heeft eene andere groote mogendheid, Rusland, reeds een besluit genomen. De omstandigheid, dat Weenen de plaats is geweest, waar de onderhandelingen gevoerd zijn geworden, stelt mij in staat, u daaromtrent bijzonderheden medetedeelen, voor welker juistheid ik kan instaan. De hier geaccrediteerde nuntius wendde zich namelijk tot den russischen zaakgelastigde, baron Uxkull, met de vraag, of de Regering van den Czaar bereid was, den bisschoppen van het land den uitnoodigingsbrief voor het Concilie te doen toekomen. Prins Gortschakoff verlangde, voordat hij daarop antwoordde, naauwkeurige ophelderingen omtrent het doel der Kerkvergadering, met name eene duidelijke uiteenzetting van het onderscheid, hetwelk door de Curie tusschen katholicismus en polonismus gemaakt wordt. Naar aanleiding daarvan, zond de kardinaal Antonelli eene memorie in, waarin op bitteren toon al de beleedigingen en vervolgingen werden opgesomd, die de Katholieke Kerk, onder anderen in den laatsten tijd, van de russische Regering te verduren heeft gehad. Msgr. Falcinelli gaf van die depeche kennis aan het russische Kabinet, hetwelk weldra ronduit verklaarde, dat het onder zulke omstandigheden aan de bisschoppen geene vergunning kon geven
| |
| |
om het Concilie bijtewonen. Van Rome uit trachtte men wel, dat besluit te doen herroepen, door te verzekeren, dat de bedoelde depeche alleen bestemd was geweest ter vertrouwelijke inlichting van den nuntius alhier, maar geenszins om aan het Kabinet van Petersburg medegedeeld te worden; doch Prins Gortschakoff bleef bij zijn besluit. Het was hem niet te doen geweest om den toon of den vorm eener pauselijke verklaring, maar om haren inhoud, en dien had hij uit de aanklagt van den kardinaal Antonelli voldoende leeren kennen. De bisschoppen van Rusland zullen dus niet naar Rome gaan, en daarbij zal het wel blijven.’
- Volgens berigten uit Berlijn, is de bekende volksleider dr. von Schweitzer, tevens Afgevaardigde in het noord-duitsche Tol-Parlement, verkozen tot voorzitter van de Algemeene Duitsche Arbeiders-Vereeniging. In het blad de Socialistische Democraat wordt door den heer Fritz Mende, nadat hij zijnen geestverwanten deze verkiezing had medegedeeld, op de volgende wijze lucht gegeven aan de verwachtingen, die de socialistische Vereeniging van haren nieuwen voorzitter koestert: ‘Het is te hopen en te onderstellen, dat de nieuwe president met vaste hand de teugels der organisatie voeren zal, en dat hij nooit, om een klein oogenblikkelijk voordeel, de heerschende oorzaak van het bestaan onzer Vereeniging miskennen zal. Hij moet, gelijk Marat, de grootste republikein van zijnen tijd, het uitdrukte, de Vereeniging leiden als dictator met een kogel aan het been, en de naam van dezen kogel is: “grondbeginsel en organisatie”’. In hetzelfde nummer van het genoemde blad verklaart dr. Schweitzer (‘als moderne Marat, dat is: als dictator met een kogel aan zijn been’, voegt de Kölnische-Zeitung spottend daarbij), dat hij zich beschouwt als door het algemeene stemregt, namelijk door den souvereinen wil van de Vereeniging der arbeidslieden, tot zijne nieuwe functien geroepen te zijn. Mede in hetzelfde nummer van den Social-democrat wordt een stuk aangetroffen, tegen de vijanden van dr. Schweitzer gerigt, waarin de volgende zinsneden voorkomen: ‘De Republiek heeft in 1848 te Parijs de arbeiders nedergesabeld. Indien gijlieden dus van Republiek spreekt, gij dwazen! roept dan niet om de Republiek zonder meer; verklaart u duidelijk, en zegt, dat wij de roode Republiek eischen. Begrepen? Gij ziet het, wij durven
verder gaan dan gij; dat is omdat wij geene dwazen zijn.’
- Naar men uit Frankfort verneemt, worden er opmetingen gedaan,
| |
| |
om die stad door middel van een kanaal met den Rijn te verbinden. De Kamer van Koophandel in die stad heeft de daartoe noodige concessien gedaan, en zich borg gesteld voor de gelden, die, ter zake der vereischte onteigeningen, zullen moeten worden uitbetaald.
- Berigten uit Mainz maken voortdurend melding van zekere spanning tusschen het pruissische garnizoen en de bevolking dier stad. De Mainzer-Anzeiger deelt eenige voorvallen mede, die ten bewijze moeten strekken, dat de militairen voortdurend twist zoeken, en daarbij telkens van hunne wapenen gebruik maken. ‘De toestand, waarin wij hier verkeeren (aldus besluit genoemd blad), is inderdaad onhoudbaar, en het was te wenschen, dat de staatkundige noodzakelijkheid, die ons tot het dulden van zoo veel brutaal geweld schijnt veroordeeld te hebben, tevens medebragt, dat wij dan slechts terstond geheel en al in Pruissen werden ingelijfd. Wel zou daardoor de sympathie niet op eenmaal worden opgewekt, doch het was alsdan te voorzien, dat het garnizoen zich langzamerhand gewende, ons als medeburgers te beschouwen. Thans schijnen wij in het oog der pruissische soldaten vreemdelingen of zelfs vijanden te zijn, omtrent wie elke moedwil geoorloofd is.’
- Laatstleden zaturdag heeft de regtbank te Dusseldorp uitspraak gedaan in de zaak van het lid van den noordduitschen Rijksdag, den heer Mende, en eenige andere personen, tegen wie, zoo als bekend is, eene geregtelijke vervolging was ingesteld wegens ongeregeldheden, die in eene eenigen tijd geleden te Gladbach gehouden volksbijeenkomst zijn voorgevallen. De Afgevaardigde Mende is tot eene gevangenisstraf van een jaar, en drie anderen zijn tot gevangenzetting voor den tijd van eene maand veroordeeld. De vijf-en-twintig overige aangeklaagden zijn vrijgesproken. ‘Uit het verhoor der getuigen à charge en à décharge (zegt de Düsseldorfer-Zeitung) bleek, dat men niet met eene voorbedachte arbeiders-beweging te doen had, maar met een standje, waartoe de Afgevaardigde Fritz Mende zeer zeker in de eerste plaats aanleiding had gegeven. Die heer had toch gesproken van de aanstaande verschijning eener sociale revolutie met vliegende haren, die met metalen sandalen alles zouden vertreden, 't geen haar in den weg stond, indien de sociale kwestie niet op vreedzame wijze werd opgelost. Evenzoo verhaalde hij van de hongerige maag der arbeiders en van het onregt, dat de werkgevers plegen en de handwerkslieden dulden moesten, en van de hooge belastingen,
| |
| |
die de onder de Linden te Berlijn wandelende militairen veroorzaakten. Wat de overige 28 aangeklaagden betrof, kon slechts van drie bewezen worden, dat zij de hun te last gelegde baldadigheden hadden gepleegd. Tevens bleek uit het getuigenverhoor, dat het niet mogelijk was geweest, de zaal, waar de bijeenkomst werd gehouden, terstond na het bevel van den inspecteur van politie te verlaten, daar die zaal vooreerst niet meer dan één naauwen uitgang had en ten andere op de eerste verdieping van het gebouw was gelegen.’
|
|