Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 6 Mei.De Krefelder-Zeitung meldt, dat te Gladbach bij voortduring personen in hechtenis worden genomen wegens de eenige dagen geleden aldaar voorgevallen ongeregeldheden. Vele der gearresteerde personen, wier aantal ruim 25 beloopt, zijn, volgens de genoemde courant, | |
[pagina 481]
| |
lieden, die reeds sedert geruimen tijd niet op goeden voet stonden met de politie. - De beijersche particularisten, anders gezegd de patriotten, hebben hun programma voor de aanstaande verkiezingen voor den Landdag openbaar gemaakt. Zij verlangen: 1o handhaving van de souvereiniteit der Kroon en van Beijerens onafhankelijkheid, - derhalve geene nieuwe offers ten bate van het pruissische particularismus, geene opneming in het Noordduitsch-Verbond (noch thans, noch later), maar liever eene federative vereeniging van al de duitsche volksstammen; 2o eene naauwe aaneensluiting der zuidduitsche Staten ter bescherming hunner vrijheid en onafhankelijkheid; 3o geen verbond met het buitenland met doel om een duitschen Staat aantevallen, en gezamenlijke afwering aller aanvallen van buiten. - Men schrijft uit Karlsruhe: ‘In eene vergadering der uit de beide Kamers te dien einde benoemde commissie zijn de afrekeningen onderzocht van de fondsen, die in 1868 zijn uitgegeven tot delging van staatsschuld, tot het amortiseren van tienden en van aangegane verpligtingen omtrent de uitgaven voor spoorwegen. Het uitgebragte rapport luidde hoogst bevredigend. Men had gevreesd voor een deficit van anderhalf millioen gulden, en het ministerie van Financien was reeds gemagtigd, ingeval van nood, over dit bedrag te beschikken, doch blijkens de thans ontvangen mededeelingen zal deze maatregel onnoodig zijn. Dezen gunstigen uitslag schrijft men toe aan het ruim vloeijen der bronnen van inkomsten en aan zekere besparingen, waaronder de bezuinigingen op het budjet van Oorlog vooral in aanmerking komen.’ - Blijkens een openbaar gemaakt berigt van den noordduitschen consul te Callao, 't welk door de meeste Rijnsche dagbladen wordt overgenomen, schijnt het zeker, dat de op de Peruaansche Chincha-eilanden aanwezige voorraad guano, op zeer weinige scheepsladingen na, is uitgeput. Deze meening wordt bevestigd door zeker rapport van den engelschen geneesheer Watson, die in dienst zijner Regering eenige jaren in den archipel dezer streken heeft doorgebragt. Tevens wordt door dien zaakkundige verzekerd, dat de meststof, die op andere nabijgelegen eilanden (met name de Lobos-groep) wordt ingezameld, door zeer verschillend scheikundig gehalte, niet één vierde van de waarde der Chincha-guano bezit. Wel is, volgens sommige couranten, dit berigt heftig tegengesproken door den | |
[pagina 482]
| |
peruaanschen gevolmagtigde te Londen, die beweren blijft, dat de nog voorhanden zijnde meststof ruimschoots toereikend is om de geheele nationale schuld van zijn land te dekken, maar volgens het oordeel der Landbouwkundige Vereeniging in de Rijnstreken zal men naar middelen behooren omtezien, om de zuid-americaansche vogelmest eerlang geheel te kunnen ontberen. De invoer in de Rijnprovincie bedroeg jaarlijks 500,000 centenaars. In vele steden, voornamelijk te Dusseldorp, Elberfeld en Barmen, heeft het gemeentebestuur een aanvang gemaakt met het nemen van maatregelen, om den afval enz. van groote steden, die thans voor een groot gedeelte wordt verwaarloosd, te gebruiken tot aanvulling van het voortbrengend vermogen van den grond. Ook te Leipzig worden onderzoekingen in het werk gesteld naar de wijze, waarop de enorme som aan geldswaarde, welke thans bijna ongebruikt en tot groot nadeel van de gezondheid verloren gaat, ten algemeenen nutte te behouden. Zekere wetenschappelijke nasporingen te Kassel hebben het resultaat opgeleverd, dat de foecale stoffen, mits op rationele wijze behandeld, een mest opleveren, die voor de beste guano in hoedanigheid niet behoeft te wijken en welks geldswaarde jaarlijks voor ieder individu, dooreengenomen, 3½ thaler bedraagt. Dewijl nu de grootere steden in de Rijnprovincie te zamen 550,000 inwoners bevatten, wordt berekend, dat bijna twee millioen th. 's jaars zouden te besparen zijn; hetgeen nagenoeg overeenkomt met het bedrag, 't welk sedert eenigen tijd voor die provincie aan buitenlandsche meststoffen is uitgegeven. Een artikel van de Kölnische-Zeitung, waarin over deze zaak gesproken wordt, eindigt met de aanhaling der woorden van Swift: ‘De man, die bewerkt, dat twee aren groeijen, waar vroeger slechts ééne geoogst werd, heeft meer voor de menschheid gedaan, dan de overwinnaar in honderd veldslagen.’ |
|