zoo dikwijls het de Napoleontische vriendschaps-hand vertrouwde; Pruissen staat bij het officiële Frankrijk bepaald zwart aangeschreven; Rusland wantrouwt men wegens het Oosten, en Engeland neemt elk jaar, dat de krooning van het keizerlijk gebouw verschoven wordt, eene meer teruggetrokken houding aan. Er blijven alzoo, om hunne eeuw met Napoleon III in het verderf te storten, geene anderen over dan de gedepossedeerden met hun sirenen-gezang. In die afzondering ligt een zekere waarborg voor den vrede; in haar schuilt echter ook het gevaar, en zij levert tevens de reden, waarom verontrustende geruchten omtrent verbonden met Oostenrijk en Italie meer indruk maken dan anders het geval zou zijn. Het tweede Keizerrijk steekt in geene gezonde huid, dit is, helaas! niet langer tegentespreken; de dictatuur heeft zoo lang onbekommerd uit de bron van den nationalen rijkdom geput, totdat er te veel goed werd gedaan. Zoo ging het met de financien van den Staat. - zoo met die van de groote steden Parijs, Lyon, Marseille enz. De “groote daden” der Haussmannisering, waarop de officieusen steeds zoozeer hebben gepocht, hebben het Keizerrijk op den rand van datgene gebragt, dat men in de Tuilerien gewoon is geraakt voor een afgrond te houden, - aan den rand van het parlementarismus; en indien geene wonderen geschieden, dan zullen de aanstaande verkiezingen de crisis ten einde brengen. Napoleon III heeft getoond, dat hij met 's lands geldmiddelen te roekeloos omgaat; met het klimmen van het deficit moest natuurlijk ook de overtuiging aangroeijen, dat de contrôle weder ernstig gemeend behoorde te worden, - dat daarom eene zelfstandige meerderheid in de Kamer een noodzakelijk iets was. Eene Regering, die zoo veel met binnenlandsche hervormingen te doen heeft, zou waanzinnig handelen, indien zij zich moedwillig in een oorlog stortte, bij welks eerste kanonschot de papieren beurskasteelen in massa ineenstorten
en de staatsfinancien insgelijks eene verschrikkelijke crisis ondergaan zouden. Dat men Frankrijk, in weerwil zijner verzekeringen van vreedzaam gezind te zijn, van het koesteren van roekelooze plannen tegen Belgie en Duitschland verdenkt, is een der gevaarlijkste kenteekenen van den tegenwoordigen tijd.’
- Naar men uit Frankfort verneemt, bestaan in de ter beoordeeling van de onlangs te Berlijn getroffen overeenkomst benoemde commissie twee gevoelens, die eerstdaags het onderwerp zullen uitmaken