[11 maart 1869
Brief van Kallenberg vd Bosch aan Potgieter]
11 maart 1869
Brief van R.J.A. Kallenberg van den Bosch aan E. J Potgieter. Dubbel velletje postpapier, tot het midden van blz. 3 beschreven. (U.B. Amsterdam; fotokopie M.M.)
Huize Laanzicht 11 Maart 69
WelEdelgeboren Heer!
De tijding die UEg. de goedheid had mij meêtedeelen, van de terugkomst in het land van Mev: D.D. en hare vereeniging met haar man. heeft mij zeer verheugd. - De arme vrouw die zóó veel geleden heeft, die zóóveel zorg gedragen heeft, zal dan nu, welligt voor hoe kort, nog eenige gelukkige dagen smaken, en zij heeft ze wel verdiend. - Hartelijk wensch ik haar toe dat hare verwachting van eene betere toekomst zich nu moge verwezenlijken, dat werkelijk D. zich zelf gelukkig gevoelt, de trouwe vrouw, en zijne lieve kinderen weder bij zich te hebben, en dat het hem gelukt zij genoeg te verdienen om hen allen te onderhouden. De terugkeer tot de ellende en armoede van vroeger zou haar den doodsteek geven.-
Raadselachtig is het zeker hoe D- aan de gelden gekomen is, om vrouw en kinderen zulk eene reis te doen ondernemen en die hem in staat stellen ze bij hem te houden, en voor de opvoeding van de laatsten te zorgen. Ik vernam ook niets van eenige aanstelling, en zal mij bij gelegenheid informeren bij mijn broeder te s'Hage, of hem daarvan iets ter oore gekomen is.-
Wat de gelden aangaat die UEg. nog in kas hebt, met uw welnemen zoude ik denken dat het welligt het beste was, die som aan Mev: D. buiten weten van D. ter hand te stellen; om te dienen als spaarpot voor de kinderen of als geheime schat, wanneer onverhoopt de magere jaren in dat avonturiersleven weder mogten aanbreken. - Zoo dit plan echter uwe goedkeuring niet mogt wegdragen, was het dan misschien niet het beste om die gelden te bewaren voor een mogelijk komenden kwaden tijd.-
Ik begrijp echter dat UEg: die zich zooveel moeite getroost heeft ter