slagen honger, maakt den mensch tot een tijger, maar een toestand van voortdurende half-honger, zoo als de heer Dekker het noemt, maakt hem dof, onverschillig, onvatbaar, in één woord onbeschaafd. Dat overigens dikwijls voor ‘beschaafd’ wordt gehouden wat het eigenlijk niet is, trachtte spreker door tal van voorbeelden - meest ontleend aan zijn langdurig verblijf in ‘het prachtig rijk van Insulinde’ - duidelijk te maken.
Na nog een en ander omtrent ‘deugd’, ‘zedelijkheid’, ‘godsdienst’, ‘christendom’ enz. - op de wijze zoo als men dit van ‘Multatuli’ gewoon is en verwachten kan - gezegd te hebben, besloot spreker zijne voordragt of ‘wenken’ (zoo als hij die liefst zelf noemen wilde) met te doen uitkomen dat alleen waarheid - en waarheid op elk gebied en onder alle vormen - het geheim der ware beschaving bezit, en dat hij, die het meest naar waarheid streeft en haar aan het menschelijk geslacht tracht te geven, ook de meest beschaafde is.
De herhaalde toejuichingen waarmede de redenaar telkens werd begroet, en die hem zelfs een paar malen zijne rede moesten doen afbreken, om den storm tot bedaren te laten komen, schenen te bewijzen hoezeer hij het meerendeel van zijn gehoor boeide en zijn in den regel bitter sarcasme in den smaak van vele zijner hoorders en hoorderessen viel.
De president van ‘Vrije Studie’ bragt den spreker aan het einde zijner rede, een hartelijk woord van dankbetuiging en bood hem, als blijk van hulde en sympathie, het eere-lidmaatschap van het gezelschap aan.
Wij hebben getracht een, in hoofdzaak, zoo getrouw mogelijk verslag dezer voordragt te geven, hetwelk echter - wij bekennen het gaarne - bij den gloed die de heer Dekker aan het gesprokene weet bij te zetten en den rijkdom zijner denkbeelden, hoogst onvolledig is moeten blijven. Wij willen evenwel volstrekt niet geacht worden met al het gehoorde in te stemmen of er genoegen in gevonden te hebben; integendeel, meermalen werden wij ‘getroffen’, om niet te zeggen ‘gekwetst’ door sprekers bittere ironie met zaken, die toch voor ieder die, naar onze denkbeelden van beschaving, aanspraak maakt daarvan eenig begrip te hebben, nog niet alle waarde verloren hebben. Wij hebben ons echter geheel van kritiek willen onthouden, hoofdzakelijk omdat wij de voordragt hoorden in een gezelschap waarin Vrije Studie op den voorgrond staat en men ons dus misschien