ja des noods over een millioen gewapende deurwaarders, zoo ernstig aandringt op een vriendschappelijk vergelijk... op gevaar van erger? Hoe groot ook het verschil zij in magt tusschen den geheelen Staat en ééne stad, meenen wij echter, dat dit nog wordt overtroffen door het onderscheid in standpunt tusschen zekeren molenaar en zekeren Koning. Toen waren er regtbanken te Berlijn; thans dreigt men met eene Wetgevende Vergadering, een collegie, welks competentie, naar wij in alle bescheidenheid meenen, door de stad Frankfort op drie gronden kan worden gewraakt. Ten eerste achten wij eene Wetgevende Vergadering onbevoegd tot het uitwijzen van civiel-regtelijke geschillen. Vervolgens is die Vergadering, den Staat Pruissen vertegenwoordigende, partij in de zaak van Pruissen versus Frankfort; terwijl eindelijk uit de processen-verbaal der zittingen sedert bijna twee jaren kan bewezen worden, dat verreweg het grootste getal der leden bezield is met afkeer en haat jegens eene der partijen, welker regten men nu aan het oordeel van diezelfde Vergadering zou willen onderwerpen. Het is eene waarheid, dat Frankfort, in eenig geschil met derden arbiters te benoemen hebbende, zich wel er voor wachten zou, de pruissische Volksvertegenwoordiging daartoe te kiezen. En die Vertegenwoordiging zou nu uitspraak mogen doen in hare eigene zaak? Het is waar, men spiegelt den uitweg van recès voor, eene soort van appèl, een hooger beroep; doch wij vragen: voor welk forum, - waar te beteekenen, - hoe doortezetten? Zullen de regtbanken de fouten verbeteren, die, uit vaderlandlievenden haat tegen Frankfort, door het pruissische Parlement konden begaan worden? Maar, dan was het beter en, op regtskundige gronden, juister geweest, met die regtbanken te beginnen. Wij beweren geenszins, daarmede de regtskundige oplossing te hebben gegeven van de vraag, op welke wijze Frankfort hare regten heeft te verdedigen, daar de zaak,
naar ons inzien, van staatsregtelijken aard is. Ons doel was slechts aantetoonen, dat de pruissische Kamer niet bevoegd is, zich te mengen in eene kwestie, die men als eene zaak van burgerlijke regtsvordering wil doen voorkomen. De begripsverwarring in dezen heeft welligt haren oorsprong in een nieuw woord, 't welk sedert eenigen tijd eene oude zaak schijnt te beteekenen. Vroeger noemde men het innemen, het cijnsbaar maken, het veroveren van een land bij den waren naam, en paste daarbij de wetten of de gewoonte toe, die het oorlogsgebruik aangeeft. Thans, nu men