[18 februari 1869
Brief van Multatuli aan Van Duyse]
*18 februari 1869
Brief van Multatuli aan H. van Duyse (Nederlandsch Museum, XXXVII (1893), blz. 269-303 (foutief genummerd 203).
Bij deze brief deelt Pée mee dat er i.p.v. De taak eerst De opgave heeft gestaan, en i.p.v. betoogen eerst bewijzen; voorts dat het fransche post scriptum is geschreven binnen in de enveloppe.
Zestien dagen: de brief van Herman van Duyse, ter begeleiding van de vertaling omstreeks 1 februari geschreven, is niet teruggevonden.
heidenen en Mohamedanen: een soortgelijke opmerking vindt men in de brief van 24 februari - 6 mei 1851; zie V.W. IX, blz. 145-147.
pag. 388 myner Ideen II bundel: Idee 530; zie V.W. III, blz. 358.
adderengebroed: Math. XXIII:33 en 27.
Wouters droom: Idee 519; zie V.W. III, blz. 307.
de quâ non disputandum: waarover niet valt te twisten (lat.)
Rolin Jacquemins: de voorzitter van het Van Crombrugghes Genootschap te Gent, Gustave Rolin-Jaequemyns; zie V.W. XII, blz. 367-405.
Den Haag, 18 februari 69.
Zeer geachte Heer van Duyse!
Ik mag immers in 't Hollandsch (zegge Nederduitsch) schryven, niet waar? Ik schryf en spreek redelyk fransch, maar 't blyft altyd eene soort van middellyke vertaling myner indrukken, en soms verwar ik me in een zee van que's en qui's.
En, dat ik U gemeenzaan met geachte Heer aanspreek, is uit kracht der vrymetselary die in de Republiek der letteren - behoort te bestaan.
Zestien dagen liet ik Uwen zoo aangenamen en vereerenden brief onbeantwoord. Vergeef my dit, en tevens dat ik de oorzaken dier schynbare onbeleefdheid voorbyga. Loisir heb ik zelden. Ik heb indedaad veel te dragen, en myn pretentieus schynende pseudoniem is geen sinecure!
Dank voor Uwen brief en ook voor Uwe sympathie met myn nietweter! Maar - sedert ik dat ding schreef, ben ik veranderd, ik beweer: vooruitgegaan. Toen klaagde ik. Nu niet meer. Toen scheen myn gemoed sentimenteel naar een god te hengelen, ik was bedroefd dat