door haar belastbaar vermogen zoo goed mogelijk voor den Staat te bewaren. De tijden van Saragossa zijn voorbij, en het is zeer te betwijfelen, of een onzer handelssteden, ten koste van het leven en de bezittingen harer inwoners, belust zou zijn op zekere soort van roem, die, - men houde ons deze openhartige uiting onzer meening ten goede, - niet meer van onze zeden, noch van onzen tijd is. Bij elke belegering alzoo zou de bevelvoerende krijgsman niet alleen den vijand buiten, maar tevens zekeren onwil binnen de muren te bestrijden hebben, en het zou weldra eene ondankbare taak blijken te zijn, zich al te zeer intespannen ter verdediging van eenige honderdduizenden personen, die met hartroerende jammerklagten smeekten, niet verdedigd te worden. Nog eens, de heldhaftige verdediging der steden is ondenkbaar, sedert plunderen en in brand steken eener veroverde plaats tot een barbaarsch verleden behooren. Ondanks alle vestingwerken verklaren de inwoners hunne stad tot eene ‘open plaats’, en noodigen hunne beschermers uit, zich elders met den vijand te meten, waar slechts zij gevaar loopen, die tot het oorlogsbedrijf neiging gevoelen, of daartoe door de wetten van het land zijn aangewezen.
‘Ten slotte wagen wij nog eene bescheiden opmerking. Zou het ook verkeerd zijn, toelagen toetekennen aan officieren, met het uitvoeren of beheeren van geniewerken belast? Het is wel niet te onderstellen, maar het zou toch mogelijk kunnen zijn, dat zeker eigenbelang aan sommigen eenig nut deed ontwaren in fortificatien, welke men minder onmisbaar zou achten, indien daarmede niet zekere verhooging van inkomsten in verband stond.
- Eenige dagen geleden is in telegrammen gemeld, dat Beijeren en Wurtemberg aan den Koning van Pruissen, als voorzitter van het Noordduitsch-Verbond, voorstellen hadden gedaan om verdragen te sluiten, ten einde het vervullen der militaire dienst aan de inwoners der betrokken Staten gemakkelijk te maken. Men zou namelijk in die verdragen bepalen, dat het aan de inwoners van Beijeren en Wurtemberg zou vrijstaan, hunne militaire dienst in hun vaderland of wel bij het noordduitsche Bonds-leger te vervullen, en omgekeerd aan de inwoners der Staten van het Noordduitsch-Verbond om dit in Beijeren of Wurtemberg te doen. Dat berigt is echter spoedig daarna van verschillende zijden voor ongegrond verklaard, onder aanvoering o.a., dat het niet juist kon zijn, omdat de organisatie van de