lijk het spreekgestoelte. Op aller gelaat teekende zich vreugde en genoegen toen men den gevierden redenaar zag en met daverende toejuichingen werd hij begroet. Doch dezen teekenen van ingenomenheid sloegen tot geestdrift over toen de hooggeachtte spreker betuigde, dat hij zich onder zijne lieve vrienden van den Dageraad zoo vrij zoo te huis gevoelde.
Waren er reeds drie jaren verloopen sedert hij voor het laast in hun midden optrad en had hij in dien tijd zeer veel geleden, dadelijk echter nam hij dien onaangenamen indruk weg door te verklaren, dat hij thans zeer opgeruimd was en dat hij nog gaarne het korte poosje dat hem overig bleef te leven, zoo nuttig mogenlijk wenschte te besteeden tot welzijn der menschheid. Over het geloof zou hij thans niet meer spreken, immers de gelooverij had hij nu eenmaal ter zijde gezet evenmin verklaart hij zich ingenomen met datgene wat men gewoonlijk staatkunde noemt. Neen; op het laast gehouden congres te Gend had men hem aangezocht zijne krachten eens te wijden aan het drama. Hieraan had hij gevolg gegeven en stond nu gereed in ons midden eene eerste proeve te leveren.
De spreker droeg nu behalve vele ophelderingen en verklaringen zijne dramatische schetsen voor, getiteld Vorstenschool. De diepe stilte, de gespannen aandacht en de herhaalde bijvalsbetuigingen, getuigden hoezeer de redenaar zijn hoorders boeide.
Er scheen dan ook aan het applaudiseeren geen einde te komen, toen hij zijne taak had volbracht.
De president het woord nemende, wees er op hoe de massa gewoon hare godsdienstoefeningen te houden op dezen tijd, wij ook op onze wijze deze stonden wijden aan het zoeken van hoogere belangen, en wees der vergadering eindelijk op het slot van s'prekers schoone voordracht.
De Heer Dekker het woord nog even vragende lichtte des Voorzitters woorden nog eenigzins toe en welvoldaan ging de vergadering uiteen.
Opbrengst der collecte
school f 2,15½
drukwerken f 4,10½