dat het voor my is. Dat is zoo niet. Iemand dien ik de Sneeker Courant lezen liet, zag de annonce. Ik sprak over het zwygen en niet voor 't venster leggen van myn werken. ‘Nu zeide hy, dan zal ik al uw werken van Sneek laten komen, dat beetje vracht komt er niet op aan.’ Dat was... myn logementhouder! (Hy leest anders nooit, moet ge weten.) Toen ik hem zeide dat Bokma dan denken zoude dat het voor my was, en dat ik een omweg koos om niet niet te betalen, zeide hy: dan zal ik 't laten komen op naam van een ander. (gryseels, geloof ik, een vriend van hem) Nu dat 's zyn zaak. Bokma kan gerust afleveren, het geld is goed.
te Harlingen was de stemming nogal goed, geloof ik, en de familie M. zeer hartelyk. Nu, dat was Guldenarm ook. (Hy is een aangenaam en geestig mensch.) Ook de dames waren zeer prettig. De opbrengst te Harlingen was f70. Eigenlyk verveelt het me die dingen te schryven, maar anders is 't of ik wat achterhoud.
Straks zal ik die koperen veer (de Engelschen noemen 't letterclip inpakken en verzenden. Als gy de goedheid hebt gehad dat ding te laten bevestigen op het glas, zend het dan SVP. niet voor ik weet waar ik beland. Het is zwaar en kost veel van heen en weer reizen. Het carton waarop 't thans bevestigd is deugt niets. Het ligt niet plat en is niet egaal genoeg. Ook is 't te ligt, en verschuift. Ik stel my van Uw glas fraaie dingen voor, en hoop er veel op te schryven, en als ik merk dat ik doodga zal ik 't U laten erven. Maar - komiek - ik geloof niet dat dit spoedig wezen zal, want ik ben zeer wel, en voel me zoo gezond als voor 30 jaar. Op de boot heb ik me nat laten regenen, om weer eens een proef te nemen, en myn keel is waarlyk veel beter. Ik durf zulke dingen niet aanraden aan een ander, maar ik weet dat ik er tegen kan. Myn akelig uitzien bedriegt alle menschen, en 't hindert me altyd dat men my voor zwak aanziet, net of ik coquetteren wil met lyden. 't Is een soort van valsheid die ik toch niet helpen kan. Ik ben alleen teêr in stemming. Dàt is een zwak punt van me, maar physiek volstrekt niet.
Ofschoon deze brief, al pratende, langer is geworden dan ik dacht, is 't toch maar een praatbrief, hoor! en niet over zaken. Dat breng ik in verband o.a. met de stukken van de heeren Joustra & ten Cate, met myn terugkomen in Friesland, met het organiseren van eene groote verandering.
Ik overyl me nooit, en wil den goeden geest die in 't Noorden