Vrije Studie, over vrije studie. Een talrijk publiek woonde die voordragt bij. De spreker had door het hooren der schoone ideën in de lezing van dr. van Vloten over vrije studie lust gekregen ook eens zijne denkbeelden daarover meê te deelen. Na eene inleiding stelde Spr. de vraag: ‘Wat is vrije studie?’ Vrije studie is het onbelemmerd streven naar waarheid. Wat is onbelemmerd? Wat eene belemmering is voor den een is dit niet voor den ander. Spreker ging hierom de belemmeringen na, die dit streven naar waarheid in den weg staan. Hij verdeelt ze in 1o. het opdringen van vooroordelen; 2o. het beletten van onderzoek en 3o. de ongeschiktheid van den onderzoekenden persoon. Van het oogenblik dat wij geboren worden, wordt de lust voor vrije studie tegengewerkt. Reeds door het bakeren wordt het vrij studeren van het ligchaam verhinderd, terwijl door de schommelende beweging van de wieg, het kind in een kunstmatige zeeziekte wordt gebragt, die, hoewel het kind er aan gewend geraakt, het tevens gewoon maakt zeeziekerig te denken. De grootste lofspraak, die een jonggeborene kan verkrijgen is, dat hij zoo zoet is, dat men hem nimmer hoort: reeds dan wordt hem het zwijgen als eene deugd aangerekend.
Geschudde hersens en werkelooze longen, ziedaar de eerste belemmeringen. Maar nu iets later. Dan wordt het kinderbrein met sprookjes en verhalen opgevuld, die hoewel op zich zelven niet schadelijk, hem toch doen bezwijken, of kracht kosten om zich er aan te onttrekken.
Nog later op school. Op goed geloof moet hij daar alles van den meester aannemen, want, wil de schooljongen door eene vraag de eerste trede op de baan van vrije studie zetten, dan wordt hij door eene mauvaise marque van al zijne lust tot onderzoek genezen. Zoo gaat het in de jeugd. Op rijper leeftijd ontstaan nog meer hinderpalen voor de vrije studie. Zoo verderfelijk het voor vrije studie is aan alles te twijfelen, even verderfelijk is het het twijfelen te verbieden. De twijfelziekte leidt van weten zonder onderzoek tot niets, maar wat hadden een Gallilei, Kepler en Newton kunnen worden, wanneer zij niet getwijfeld hadden. Eene ander hinderpaal voor vrije studie is het gelooven op gezag, want evenmin als hij, die van zijns buurmans boom vruchten plukt, dien boom den zijnen kan noemen, evenmin kan hij, die op de meening van anderen vertrouwt, hunne studie de zijne noemen. De zinnelijkheid staat ook vaak vrije studie in de weg.